Laagste aantal Schol-waarnemingen door duikers in de Oosterschelde sinds 24 jaar

Stichting ANEMOON
16-JUL-2017 - De Schol gebruikt het nabije Nederlandse kustgebied, de Waddenzee en de Oosterschelde als kraam- en kinderkamer. Maar sinds deze gebieden warmer worden, maakt de soort er steeds minder gebruik van. In de Waddenzee nam de Schol langzaam af sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw en ook in de Oosterschelde werd de soort sinds 1994 nog nooit zo weinig door duikers gezien als in 2016.

De Schol (Pleuronectes platessa) behoort tot de bekendste zeevissen. Het is een wat plompe platvis, die met de linkerzijde naar beneden en met de rechterzijde naar boven zwemt. De rechterzijde, dus de bovenkant, is bruin tot groen en doorgaans voorzien van oranjerode, vaak ronde vlekken. De naar de bodem gerichte linkerkant is wit. De zijlijn om de vin achter de kieuw is niet of nauwelijks gebogen. Op de kop staat een rijtje van vier tot zeven benige knobbeltjes tussen het oog en de zijlijn. Deze kenmerken zijn belangrijk om verwarring met andere platvissoorten, zoals Schar (Limanda limanda) en Bot (Platichthys flesus) te voorkomen.

Schol met de kenmerkende oranje vlekken

Schollen leven op zand- en slikbodems, van zeer dicht bij de kust tot een diepte van tweehonderd meter. Overdag liggen de vissen gewoonlijk half begraven onder het zand, waarboven alleen de  ogen uitsteken. Ze zijn vooral in de nacht actief. De vissen zwemmen dan met golvende bewegingen over de bodem en jagen op wormen, kreeftachtigen en weekdieren. De paaitijd loopt van januari tot april. Paaien gebeurd in relatief ondiep water (20 tot 40 meter). Zoals alle platvissen lijken jonge scholletjes in het eerste stadium van hun leven nog op ‘gewone’ vissen en zwemmen ze rechtop. Na circa zes weken veranderen ze van uiterlijk, waarbij één van de ogen naar de andere kant groeit, ze op hun zij gaan zwemmen en uitgroeien tot een bodembewonende platvis.

 Voorkomen van de Schol in de periode 1994 t/m 2016 in de Oosterschelde op basis van gegevens verkregen uit het Monitoringproject OnderwaterOever (MOO). Weergegeven is de Gemiddelde Abundantieklasse (GA) per jaar

 

Afnames in de nabije kustzone

De paaiplaatsen van Schol liggen in de open Noordzee. Door de zeestromingen worden de bevruchte eitjes meegenomen in de richting van de kust. Zijn de eieren eenmaal uitgekomen, dan benutten de larven de getijstroming selectief om een geschikte kraamkamer te bereiken. Voor een belangrijk deel van de larven is dat de Waddenzee of de Oosterschelde. Na het eerste levensjaar trekken de jonge dieren in de winter naar de Noordzee. Na de winter keren ze weer terug naar hun kraamkamer in de kustzone en dus vaak naar de Waddenzee of de Oosterschelde. De laatste jaren lopen in deze ondiepe gebieden tijdens de zomer de watertemperaturen echter steeds meer op. Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de stofwisseling van de vissen. De vissen zijn immers koudbloedig. Wanneer de stofwisseling toeneemt moet er meer gegeten worden. Het is daarom veel slimmer om de warmte niet op te zoeken. En dat is precies wat we de laatste decennia zien gebeuren. Schollen zoeken steeds minder vaak de kinderkamers vlak onder de kust op, omdat het van oudsher iets hogere voedselaanbod in de kuststreek niet meer opweegt tegen de energie die ter plaatse verbruikt wordt.

Ondanks de toename van Schol in de Noordzee door een verminderde visserijdruk, nam de Schol door de temperatuurtoename sterk af in de kustzone, de Waddenzee en de Oosterschelde. Sinds de start van het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) in 1994, werden door de waarnemers (duikers) nog nooit zo weinig Schollen in de Oosterschelde waargenomen als in 2016. Als dit patroon zich voortzet, is het slechts een kwestie van tijd dat deze ooit zo algemene oranjegestippelde platvis in ons kustgebied op de lijst terecht komt met zeldzame, door duikers waar te nemen soorten.

Zie voor uitgebreide toelichting over het MOO en andere resultaten: Het Duiken Gebruiken 3.

Tekst: Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON
Foto’s: Peter H. van Bragt en Wijnand Vlierhuis, beiden Stichting ANEMOON