Kleverige poelslakken: alleen nog verkleefd met natuurgebieden

Stichting ANEMOON
19-NOV-2017 - De Nederlandse populatie van de Kleverige poelslak was begin vorige eeuw één van de rijkste in Europa. Deze broze zeldzaamheid blijkt zich nu vrijwel alleen nog in natuurgebieden die in laagveengebied liggen te kunnen handhaven. Daarbuiten is hij in 80% van het oorspronkelijke leefgebied verdwenen, onder andere doordat water is verontreinigd met chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest.

De Kleverige poelslak (Myxas glutinosa) is een inheemse waterslak uit het zoete water. De dieren hebben een erg fragiel en dun slakkenhuisje met een oorvormige mondopening. Dit kun je echter bij de kruipende slakken niet altijd goed zien, omdat ze de buitenkant van het lichaam (de mantel) er bijna altijd omheen schuiven. Andere waterslakken doen dat niet. Hierdoor lijken ze op één tot anderhalve centimeter grote, geelbruine, plakkerige slijmklompjes. Deze uiterst kritische soort kan alleen leven in zeer schoon, helder, min of meer stilstaand water. In Nederland is het dier van oudsher bekend uit grote delen van het land, aangetroffen in zowel kleine als grotere sloten, plassen, meren en moerassen met een weelderige onderwatervegetatie, vaak met Krabbenscheer, maar ook met onder meer Brede waterpest of Fonteinkruid.

Krabbenscheervelden in de Wieden nabij Belt-Schutsloot vormen een prima biotoop voor de Kleverige poelslak.

Kritische soort met een sterke achteruitgang

Vooral vanwege die afhankelijkheid van schoon onaangetast water, kregen de Europese populaties van de Kleverige poelslak de laatste eeuw stevige klappen. In de periode na de Tweede Wereldoorlog en met name in de zestiger jaren, traden zulke desastreuze veranderingen in de waterkwaliteit op, dat de soort in 1996 als 'kwetsbaar' werd geplaatst op de internationale IUCN-lijst van bedreigde soorten. Ook in ons waterrijke Nederland, met van oorsprong rijke populaties, ging het voorkomen achteruit. Typeringen van het landelijke voorkomen die begin van de dertiger jaren van de vorige eeuw nog werden omschreven als: 'algemeen', veranderden in latere decennia al snel in 'schaars' en 'zeldzaam'. Sedert 2003 staat de slak als ‘ernstig bedreigd’ op de Rode Lijst van Nederlandse land- en zoetwaterweekdieren. In 2008 maken de dieren vanwege de zeldzaamheid en de kritische biotoopkeuze, bovendien deel uit van het leefgebiedenbeleid.

Kleverige poelslak. De mantel is als een doffe jas half over het huisje heengetrokken. Het zichtbare deel van de schelp is mooi glanzend.

Het leefgebiedenbeleid is ingezet om de internationale afspraken voor het behoud van biodiversiteit na te komen. Het beleid richt zich onder meer op groepen van soorten die een gezamenlijke biotoop delen. Helaas heeft het beleid voor de zes opgenomen inheemse weekdiersoorten nog nauwelijks invulling gekregen. Ondanks de Europese status en achteruitgang, wordt de Kleverige poelslak in het biodiversiteitsplan van de overheid (nog) niet behandeld als prioritaire soort. Ook is er geen onderzoek naar de verspreiding gedaan of ingepland. Concrete cijfers en gegevens over de Nederlandse situatie zijn daarom nauwelijks voorhanden. En dat is jammer, aangezien juist de Kleverige poelslak bij uitstek geschikt is als graadmeter voor een goede waterkwaliteit en ecologisch herstel.

Alvast een beetje meegelift

Een waterslak waar in ons land wél onderzoek naar wordt gedaan, is de Platte schijfhoren (Anisus vorticulus). Deze soort, die in heel Europa beschermd wordt door bijlage II en IV van de Europese Habitatrichtlijn, maakt samen met drie landslakken deel uit van het monitoringproject (HabSlak) van Stichting ANEMOON en vormt een onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). Binnen het potentieel leefgebied worden honderden locaties in ons land minimaal één keer per zes jaar op gestandaardiseerde wijze geïnventariseerd en onderzocht. Daarnaast wordt door extra inventarisaties getracht de landelijke verspreiding van deze soorten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Bij alle bemonsteringen wordt ook gelet op sommige andere bijzondere slakkensoorten uit dezelfde biotopen. Van die 'meeliftende' soorten is de Kleverige poelslak de belangrijkste.

Veranderingen in het voorkomen van de Kleverige poelslak in natuurgebieden en overige gebieden

Eerste analyse

Uit een eerste analyse van alle nu beschikbare gegevens is gebleken dat de populaties en het voorkomen van de Kleverige poelslak in ons land inderdaad drastisch zijn veranderd. De grafiek hierboven toont het aantal van vijf bij vijf kilometerhokken waarin de Kleverige poelslak voorkomt ten opzichte van de periode 1900 tot 1960, berekend voor natuurgebieden en overige gebieden. In natuurgebieden komt de teruggang aanzienlijk minder sterk naar voren dan in de overige gebieden. De overige gebieden waar de soort in het verleden voorkwam waren vooral agrarische laagveengebieden. De soort is daar inmiddels verdwenen door intensief beheer en door eutrofiëring. Het huidige Nederlandse voorkomen is nog slechts beperkt tot natuurgebieden die in laagveengebied liggen.

Nederlands laagveengebied van cruciaal belang

Hoewel er nog aanvullend onderzoek nodig is, lijken de belangrijkste van de nu nog overgebleven populaties aanwezig in de Kop van Overijssel en het zuidwesten van Friesland. Binnen dit gebied kunnen de Wieden en Weerribben worden gezien als belangrijk kerngebied. Natuurgebieden als de Olde Maten, Rottige Meenthe, de Brandemeer en delen van de Lendevallei, vormen gezamenlijk één van de grootse aaneengesloten natuurlijke laagveengebieden van Europa. Gezien de zeldzaamheid en sterke achteruitgang in andere Europese landen, ziet het er naar uit dat dit omvangrijke Nederlandse leefgebied voor de Kleverige poelslak van onschatbare internationale waarde kan zijn voor het voortbestaan van de soort. Overigens zijn dit niet de enige voor de Kleverige poelslak belangrijke laagveengebieden in ons land. Tot de andere gebieden met florerende populaties behoren met name de Vechtplassen en de Nieuwkoopse plassen. In andere delen van ons land ontbreekt de Kleverige poelslak inmiddels volledig, of zijn er alleen uiterst sporadisch recente waarnemingen gedaan, veelal betreft het hoogstens kleine (rest)populaties.

Ondanks de aanwezigheid van schoon water met veel Krabbenscheer, zijn de sloten in het agrarisch gebied nabij Tijnje in Friesland toch te verontreinigd met meststoffen voor de Kleverige poelslak.

Verdwijning en herstel

Ooit kon je de Kleverige poelslak in grote delen van ons land in schonere sloten en andere wateren tegenkomen. De sterke achteruitgang halverwege de jaren zestig liep samen met de waterverontreiniging door het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Ook demping van sloten en moerassen voor de schaalvergroting in de landbouw en dorps- en stadsuitbreiding, hebben, samen met de gevoeligheid van de slak voor intensief fysisch beheer, hun tol geëist. Daar staat tegenover dat we recent in gebieden waar de soort nog wel zit, lokaal gunstige ontwikkelingen voor herstel en uitbreiding zien. Extensief natuurbeheer van aangekochte percelen in randgebieden van oude reservaten kunnen zorgen voor omstandigheden waarbij de slak vanuit de bronpopulaties waterpartijen in de nieuw verworven (schraal)graslandpolders kan herkoloniseren. In de oude delen van natuurreservaten kan het scheiden van watersystemen door middel van sluisjes er voor zorgen dat vervuild water niet meer kan toestromen. Ook het lokaal defosfateren van ingelaten ‘buitenwater’ lijkt al vruchten af te werpen. Er is dus zeker nog hoop voor de Kleverige poelslak in Nederland.

Moerasbiotoop in de Wieden, waar naast de Kleverige poelslak ook de Europees beschermde Zegge-korfslak en de Platte schijfhoren voorkomen.

Bescherming en monitoring

De achteruitgang in heel Europa vraagt om Europese bescherming en een aanvullende status. In Europees verband en in eigen land wordt wel onderzoek gedaan naar de kwetsbare Platte schijfhoren, maar niet naar de Kleverige poelslak, terwijl deze feitelijk nóg kwetsbaarder en een nóg betere indicator voor een goede waterkwaliteit is. Dankzij het meeliften met het Platte schijfhoren-onderzoek weten we een stuk meer over het huidige voorkomen en de habitatkeuze. De soort is in ons land sterk achteruitgegaan, met name in het steeds intensiever beheerde agrarische gebied. Daar valt voorlopig ook geen herstel te verwachten. Maar herstel in en om natuurkernen is wel mogelijk. Gericht verspreidingsonderzoek en monitoring zijn daarbij belangrijk. Als de Kleverige poelslak meer bij het natuurbeheer wordt betrokken, zou dat ook voor andere kritische soorten voordelig zijn en bijdragen aan een grotere en stabielere biodiversiteit.

Samenvattend: aan het inzetten van de Kleverige poelslak als graadmeter voor waterkwaliteit, ecologisch herstel en in het algemeen bij onderzoek en beheer, kleven veel voordelen.

Tekst:  Arno Boesveld, Adriaan Gmelig Meyling en Rykel de Bruyne  (allen Stichting ANEMOON)
Foto’s: Adriaan Gmelig Meyling (leadfoto: drie Kleverige poelslakken op Krabbescheer. Hier hebben de dieren de mantel zoals gewoonlijk vrijwel geheel over het huisje getrokken); Arno Boesveld en (beiden Stichting ANEMOON)