Winters heide landschap

Floristen zijn koukleumen

FLORON
5-DEC-2017 - Naar planten kijken doe je als de gemiddelde dagtemperatuur boven de tien graden Celsius ligt. Dat blijkt als we het aantal doorgegeven waarnemingen per maand afzetten tegen de gemiddelde jaartemperatuur. Betekent dat dat de in planten geïnteresseerde mensen – floristen genoemd – koukleumen zijn? Of valt er buiten op dat moment inderdaad niks meer op plantengebied te beleven?

De wintermaanden worden traditiegetrouw gebruikt om de verzamelde plantenwaarnemingen te verwerken en om plannen te maken voor een nieuw veldseizoen. Dat veldseizoen loopt grofweg van 1 mei tot 1 oktober. In die periode staan de meeste planten in bloei en zijn ze goed op naam te brengen. De periode na 1 oktober staat bij veel planten in het teken van rust en voorbereiding op het komende voorjaar. Floristen vertonen dus hetzelfde gedrag als de planten waarin ze zijn geïnteresseerd.

 

Het aantal plantenwaarnemingen neemt sterk af als de gemiddelde maandtemperatuur onder de 10 graden Celsius komt.   Toch is het leerzaam om er ook in de wintermaanden eens op uit te trekken en te proberen planten op naam te brengen. Zo kiemen éénjarige planten als bijvoorbeeld Vroegeling, Klein tasjeskruid, Zandhoornbloem en Veldsla al in het najaar, om vervolgens als rozet de winter door te brengen. Deze vroegbloeiende soorten worden bij inventarisaties in de warme zomermaanden juist vaak gemist. Er zijn ook planten die ’s winters niet afsterven en altijd groen blijven. Water- en oeverplanten als Waterviolier, Grote boterbloem, Dotterbloem en Lidsteng bijvoorbeeld zijn daarom in de wintermaanden nog prima te inventariseren. Deze planten worden in de winter bovendien niet door allerlei hoog opschietende grassen langs het water aan het oog onttrokken.  

 

De winter is bij uitstek geschikt voor het zoeken naar wintergroene varens in jonge bossen.

Op een mooie winterdag zou je ook eens kunnen gaan neuzen in jonge bossen. Deze zien er in de zomermaanden onaantrekkelijk uit, met vaak een dichte ondergroei van Grote brandnetel. Maar nu de brandnetels bovengronds zijn afgestorven en de bomen hun blad hebben verloren, is het beslist de moeite waard om op zoek te gaan naar zeldzame wintergroene varens als Tongvaren, Naaldvarens, IJzervaren en Geschubde mannetjesvarens. Deze varens blijken zich vooral in deze jonge bosaanplanten op te houden. Met name bossen op klei kunnen rijk aan varens zijn. Maar inmiddels weten we ook dat vochtige jonge bossen op zandgrond kansrijk zijn. Kalkminnende soorten als Zachte- en Stijve naaldvaren komen sinds enkele jaren ook in oorspronkelijk zure streken voor, dankzij het jarenlange gebruik van kalk op de akkers waarop deze bossen zijn aangelegd. Sipke Gonggrijp schreef over zijn winterse struintochten naar deze wintergroene varens een stimulerend artikel in het laatste nummer van PLANTEN. Het verdient zeker navolging!

Bovenstaande voorbeelden illustreren dat er in de wintermaanden op plantengebied nog voldoende valt te beleven. Door jaarrond te inventariseren leer je planten bovendien in alle levensstadia herkennen. Hoewel de gegevens laten zien dat floristen koukleumen zijn, is dit bericht een warm pleidooi om toch vooral de kou te trotseren en ook in de winter van planten te genieten!

Dit is een bericht in het kader van ‘300 jaar planten kijken in Nederland’. Neerlands eerste ‘florist’, David de Gorter (1717-1783), werd 300 jaar geleden geboren. De afgelopen maanden bericht FLORON regelmatig over interessante aspecten uit het plantkundig onderzoek. 

Tekst en Foto's: Edwin Dijkhuis; FLORON
Grafiek: FLORON