groene glazenmaker vrouw - primair

Libellenjaar 2017

De Vlinderstichting
21-DEC-2017 - Nu 2017 bijna ten einde is, kunnen we de opvallende libellenwaarnemingen van dit jaar op een rijtje zetten. Eerder deze week meldden we dat de libellen niet zo achteruitgaan als veel andere insecten. Goed nieuws dus, maar er zijn ook bij de libellen zorgenkindjes die het erg slecht doen. Zoals de groene glazenmaker en de speerwaterjuffer, die met name kampen met problemen in hun leefgebied.

Leefgebied van venglazenmaker en maanwaterjuffer: een (matig) voedselarm venDe groene glazenmaker staat erg onder druk. Het is een soort die is gebonden aan sloten met krabbenscheer. Deze komen nog voor in grotere laagveengebieden zoals in Noordwest-Overijssel en het Utrechts-Hollands veenweidegebied. Ze komen daar voor in natuurgebieden, maar ook daarbuiten waar sloten vaak te rigoureus worden geschoond en de waterkwaliteit lang niet altijd geschikt is. In de Krimpenerwaard is de krabbenscheer dit jaar massaal bruin geworden; er zijn daar dan ook weinig groene glazenmakers gezien. Het is nog onduidelijk wat hier aan de hand was. Een klein lichtpuntje is wel dat de rechter dit najaar heeft bepaald dat het Rijk in Groningen verlies aan habitat van de groene glazenmaker moet compenseren door in de nabijheid vervangend leef- en voortplantingsgebied aan te leggen.

Met de speerwaterjuffer gaat het ook al jaren erg slecht. Deze toch al zeldzame soort is sinds het begin van de tellingen in 1997 met meer dan vijftig procent achteruitgegaan. De speerwaterjuffer komt nog voor in Noord-Brabant en in het Meddosche en Haaksbergerveen. Door diverse maatregelen lijkt de situatie in Brabant wat te verbeteren, maar in het Oosten van het land gaat het nog steeds bergafwaarts. Komende jaren zullen daar gerichte maatregelen genomen worden: hopelijk is het nog niet te laat. Ook met twee andere soorten van (matig) voedselarme vennen gaat het bijzonder slecht: de maanwaterjuffer en de venglazenmaker.

Het gaat goed met de Kempense heidelibelHet gaat wel goed met de Kempense heidelibel. De soort, die tot 2013 alleen bekend was uit de Kempen (Noord-Brabant), heeft in de afgelopen vier jaar verschillende nieuwe plekken gekoloniseerd. De Kempense heidelibel plant zich het liefst voort in 's winters droogvallende wateren: zijn manier om concurrenten te vermijden. Wanneer  het waterpeil in het voorjaar stijgt, komen de eitjes van de Kempense heidelibel uit en hebben de larven bijna het rijk voor zich alleen. In de Weerribben zijn zulke wateren in overvloed voorhanden. Ze ontstaan doordat riettelers de rietvelden kunstmatig bevloeien en doordat het waterschap een hoger zomerpeil  hanteert. In het najaar verlaagt het waterschap het waterpeil en stoppen de riettelers met pompen, zodat het rietland droogvalt en ze het riet kunnen maaien. In het nieuwe natuurgebied De Schammer bij Amersfoort is nu ook een kleine populatie van de Kempense heidelibel aanwezig. In 2014 werd hier al één exemplaar gezien; in 2016 en 2017 werden tientallen waarnemingen gedaan. Ook in de Noordoostpolder heeft de soort zich op twee nieuwe locaties gevestigd: het Schansveld en het Voorsterveld. Er is daar ook al voortplanting vastgesteld.

Tekst: Roy van Grunsven & Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Christophe Brochard