Boeren In Beweging

Wat boeren beweegt in relatie tot natuurinclusieve landbouw

Wageningen Environmental Research
8-JUN-2018 - Om boeren te kunnen helpen natuurinclusiever te gaan boeren, is het nodig om te begrijpen wat een rol speelt bij hun keuzes. Het boerenbedrijf is immers complex, en geen boer is hetzelfde. Bovendien heeft de omgeving invloed. Voor een transitie richting natuurinclusieve landbouw is het daarom niet alleen nodig dat boeren gaan bewegen, maar ook hun omgeving. Een nieuwe brochure geeft tips.

Onderzoekers van Wageningen Research gingen in gesprek met melkveehouders in Eemland en akkerbouwers in Flevoland. Wat betekent voor hen natuurinclusieve landbouw? Wat motiveert hen, wat demotiveert hen? Welke mogelijkheden zien ze, en welke obstakels? Wie beïnvloedt hun keuzes of kan hun natuurinclusieve ambities dwarsbomen? Waar halen ze hun kennis vandaan? De gesprekken werden opgenomen en woordelijk uitgetypt voor een grondige analyse. Ook zijn groepsgesprekken gevoerd om te zien hoe tussen boeren onderling over natuurinclusieve landbouw wordt gesproken.

Bij afwegingen over natuurinclusieve landbouw spelen veel dingen mee. Motivatie is het allerbelangrijkste. Zonder motivatie om natuurinclusiever te worden, zonder affiniteit met natuur, gaat het niet gebeuren. Dat hangt samen met hoe een boer naar zichzelf kijkt, en of hij natuurinclusief boeren ziet als iets dat bij hem of haar past. Boeren maken zich zorgen over aantasting van hun vrijheid door meer regels of veel bureaucratie. Of een boer bereid is om grote veranderingen door te voeren op zijn bedrijf, hangt overigens samen met de levensfase: grote keuzes worden gemaakt aan het begin van de carrière, halverwege en tegen de tijd van bedrijfsoverdracht, afbouw of verkoop. Beslissingen worden in het gezin genomen. Het gezin is waar de boer het meest trots op is. Eigenlijk hoopt iedere boer het bedrijf over te kunnen dragen aan de volgende generatie.

Als een boer natuurinclusiever wil worden, wil dat nog niet zeggen dat hij verwacht dat ook te kunnen. Bedrijfseconomische overwegingen spelen natuurlijk een rol: zorgen over dalende producties, te lage prijzen, meer werk en dalende grondwaardes. Ook zijn er onzekerheden over risico’s, met name op de langere termijn. Boeren hebben geïnvesteerd in onder meer grond, gebouwen en machines en moeten dat kunnen terugverdienen. Beslissingen uit het verleden hebben daarom invloed op de mogelijkheden in de toekomst. Boeren hebben een bepaald bedrijfssysteem opgebouwd waarin natuurinclusieve maatregelen tot op zekere hoogte zijn in te passen. Maar op een gegeven moment past het niet meer: dan is het nodig om het bedrijfssysteem aan te passen. Huidige subsidieregelingen voor agrarisch natuurbeheer zijn daar niet op berekend.

Het willen en het kunnen van boeren worden beïnvloed door de omgeving: door het beroep dat op hen wordt gedaan in de vorm van marktvraag, publieke opinie, advies, regels of subsidie, en door de ruimte die hen gegund wordt binnen de regelgeving en de culturele normen van de boerengemeenschap. Veel boeren meten zich af aan hun collega’s en wat binnen de boerengemeenschap wel of niet als ‘goed boeren’ wordt beschouwd. Zo wordt onkruid niet gewaardeerd, beheergras wordt aangeduid met ‘rotzooi’, en is de mening in Eemland over biologisch boeren een drempel voor verder zeer vogelvriendelijke boeren om biologisch te worden. Boeren beïnvloeden elkaar, en dat kan ook leiden tot een verschuiving richting natuurinclusieve praktijken. Plas-dras werd met argusogen bekeken toen de eerste pioniers daarmee gingen experimenteren, maar wordt nu breed in Eemland toegepast omdat men de goede weidevogelresultaten ziet.

Voor een serieuze beweging richting natuurinclusieve landbouw zijn de boeren het erover eens dat er geld bij moet. Liever nog dan een subsidieregeling voor natuurinclusieve landbouw zien ze een waardering via de marktprijs. Ook los van geld vragen ze erkenning en waardering voor hun inspanningen voor de natuur. Het frustreert hen als burgers kritisch zijn zonder te zien wat zij allemaal voor de weidevogels doen. Daarnaast zou het de boeren helpen als goedkope grond beschikbaar komt: hoge grondkosten dwingen hen om hoge producties na te streven.

Met overheden en natuurorganisaties hebben de boeren een haat-liefdeverhouding. Naar het beheer van natuurterreinen wordt kritisch gekeken, maar er wordt ook van natuurorganisaties geleerd. Subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer helpt, maar sommige boeren zien er liever vanaf vanwege de bureaucratie. Ook de vele controles worden als frustrerend ervaren: liever zouden ze eens positieve vormen van feedback krijgen voor hun werk.

Het onderzoek levert veel aanknopingspunten op voor boerenorganisaties, erfbetreders, ketenpartijen, banken, maatschappelijke organisaties, overheden en terreinbeherende organisaties om boeren te stimuleren om natuurinclusieve keuzes te maken. Voor al deze groepen geldt: verdiep je in wat boeren beweegt en geef erkenning en waardering voor hun natuurinclusieve inspanningen.

Meer informatie

Tekst: Judith Westerink, WENR
Foto’s: Bendiks Westerink