Jonge Snoltolf van ruim 10 centimeter lengte in de Oosterschelde

Bijzondere waarnemingen van Snotolven in de Oosterschelde

Stichting ANEMOON
6-DEC-2015 - In november worden zelden waarnemingen van Snotolven door sportduikers gemeld. Vooral rond deze tijd komen ze in de meest oostelijke Oosterschelde zeer zelden voor. Recent werden echter tientallen Snotolven gezien op de Plaat van Oude Tonge, ten oosten van Bruinisse. Waarom dat zo bijzonder is, leest u in onderstaand natuurbericht.

Jonge Snoltolf van ruim 10 centimeter lengte in de Oosterschelde

Eind november zagen sportduikers op de Plaat van Oude Tonge, tussen Bruinisse en de Volkerakdam, tijdens een duik tientallen jonge Snotolven. Deze vissen hadden diverse afmetingen: van enkele centimeters tot meer dan 15 centimeter lengte. Ondanks het verschil in afmetingen zijn het waarschijnlijk alle dieren die hier dit jaar geboren zijn, maar nu allang de Oosterschelde verlaten zouden moeten hebben. Het uitzonderlijk grote aantal jonge Snotolven op deze locatie en zo laat in het jaar is heel bijzonder en voor zover het bekend is bij Stichting ANEMOON nog niet eerder gemeld.

Snotolven komen niet het gehele jaar in de Zeeuwse Delta voor. In december komt de trek van volwassen dieren van de Noordzee naar de Delta langzaam op gang. Zij gebruiken de winterperiode om zich hier voort te planten. Als in het vroege voorjaar de eitjes uitkomen trekken de ouderdieren meteen terug naar de Noordzee en laten zij hun pasgeboren kroost hier achter om de eerste maanden wat groter te worden. In het vroege najaar trekken de meeste jonge Snotolven naar het westen en de Noordzee om daar tenminste vijf jaar te blijven. Dan pas keren ze in de winter terug naar de kust om aan hun bijdrage aan de instandhouding van de soort te beginnen. In de maanden oktober en november is er dus een periode dat er bijna geen jonge Snotolven worden gezien. Uitzonderingen daargelaten, de natuur is altijd en overal grillig in. Snotolven die twee of drie jaar oud zijn worden hier nagenoeg nooit aangetroffen. Dat wil zeggen er zijn hier bijna geen nog niet geslachtsrijpe Snotolven die permanent in onze Delta verblijven.

Deze jonge Snotolf is net uit het ei gezwommen en minder dan 1 centimeter groot, Oosterschelde

We weten van jaarlijkse waarnemingen van volwassen Snotolven dat zij vanaf de Noordzee tot ver in de meest oostelijke Oosterschelde trekken om een paaiplaats te zoeken. Jonge Snotolven worden in het voorjaar dus overal in de Oosterschelde geboren. En daar worden ze in de zomerperiode dus ook regelmatig, met enkele exemplaren per duik, maar zeker niet ieder duik, aangetroffen. Tientallen jonge Snotolven zo dicht bij elkaar zo laat en zo oostelijk is nauwelijks te verklaren. We weten dat in dit gebied, mede als gevolg van de warme winters, er het gehele jaar een overvloed aan voedsel voor Snotolven aanwezig is. Dat zijn vooral ribkwallen, maar ook wel schaaldieren zoals garnalen en vlokreeftjes. Vooral de Amerikaanse langlobribkwal, een exoot die nog niet zo lang in onze kustwateren aanwezig is, kan hier in zomer en najaar invasief, in enorme aantallen, aanwezig zijn. Mogelijk zorgt dit nieuwe voedsel, in extreem grote hoeveelheden, de reden voor het nog niet vertrokken zijn van de grote aantallen jonge Snotolven in de Oostelijke Oosterschelde. Maar we zullen dat niet met zekerheid te weten komen, want we kunnen het niet aan ze vragen. De natuur blijft ons steeds weer verrassen.

Een Amerikaanse langlobribkwal. Ribkwallen vormen een belangrijke voedselbron voor Snotolven, Oosterschelde (2009)

Tekst: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON
Foto's: Marloes Otten; Peter H van Bragt