Zuidelijke glazenmaker vliegend - primair

Minder libellen door droge zomers

De Vlinderstichting
9-APR-2020 - Twee droge zomers op een rij was voor libellen geen gemakkelijke situatie. Zowel in 2018 als 2019 profiteerden de libellen van het warme voorjaarsweer. Toen de warmte bleef aanhouden en veel wateren verdroogden, kelderde het aantal libellen echter enorm. Soorten van kleine stilstaande wateren op de hoge zandgronden, zoals speerwaterjuffer, kregen de grootste klappen.

Een van de verliezers: venwitsnuitlibel

In 2019 zijn weer zo’n tweehonderd tellers op pad geweest om hun route(s) te tellen voor het libellenmeetnet. Hiermee bepalen we voor iedere soort de landelijke populatietrend van jaar op jaar en kunnen we het verloop van de vliegtijd in beeld brengen. Doordat de tellers jaarlijks dezelfde locaties tellen, krijgen we een mooi beeld van hoe de libellen het in dat jaar doen ten opzichte van het gemiddelde. Na de droogte van 2018 was het afgelopen seizoen extra spannend. Libellenlarven zijn echte waterdieren en kunnen maar moeilijk overleven als het water opdroogt. Hoe zouden de libellen er zich doorheen hebben geslagen?

De grafiek hieronder geeft het antwoord. We zien dat de libellen het in het voorjaar van 2018 nog erg goed deden. Het was toen heerlijk warm libellenweer en daar profiteerden veel soorten van. Toen de warmte bleef aanhouden en veel wateren verdroogden, kelderde het gemiddeld aantal libellen per telling echter enorm. De lijn van 2019 heeft ongeveer dezelfde vorm. Het voorjaar kwam iets later op gang dan normaal, maar de aantallen lagen eind mei ongeveer op het gemiddelde. In de loop van de zomer daalde het aantal weer hard. Eind juli werden er gemiddeld op een route slechts zo’n twintig libellen geteld, terwijl dat normaalgesproken meer dan zestig is.

Gemiddeld aantal libellen per telling. Blauw: gemiddeld van 1998-2018, groen van 2018 en rood van 2019.

Een van de winnaars: zuidelijke glazenmaker

De soorten die de grootste klap hebben gehad, zijn de soorten van kleine stilstaande wateren op de hoge zandgronden. Vensoorten als speerwaterjuffer, noordse glazenmaker, venwitsnuitlibel en noordse witsnuitlibel waren in 2019 bijna gehalveerd ten opzichte van het jaar daarvoor. De gevlekte witsnuitlibel deed het in het laagveen wel goed, maar veel kleine populaties in vennen op de zandgronden lijken verdwenen. De oeverzones van veel van deze vennen zijn drooggevallen waardoor de libellen zich niet konden voortplanten.

Gelukkig zijn er ook winnaars, vooral onder de warmteminnende soorten. Zuidelijke keizerlibel, zuidelijke glazenmaker en zwervende heidelibel zijn op meer plekken gezien dan in voorgaande jaren. Deze zuidelijke soorten zijn dan ook veel beter aangepast aan droge zomers. Bijvoorbeeld doordat ze hun eitjes leggen in ondiep water dat snel opwarmt, waardoor de larven zich razendsnel kunnen ontwikkelen. We staan nu weer aan de drempel van een nieuw telseizoen. De eerste libellen zijn al gezien en met mooi voorjaarsweer zullen dat er snel meer worden. Hopelijk wordt 2020 een goed libellenjaar waarin de getroffen soorten zich weer kunnen herstellen.

Benieuwd naar informatie over specifieke soorten? In het recent verschenen jaarverslag van 2019 (pdf:5,6 MB) is uitgebreider te lezen hoe het libellenjaar 2019 is geweest en worden ook de trends per soort getoond.

Het Landelijk Meetprogramma Libellen wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en is onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring

Tekst: Gerdien Bos, De Vlinderstichting
Foto’s: Christophe Brochard (leadfoto zuidelijke glazenmaker); Kars Veling
Grafiek: Landelijk Meetprogramma Libellen