Vleermuizen wonen in allerlei soorten gebouwen, van rijtjeshuis tot flats

Vleermuizen in gebouwen, waar zitten ze precies?

Regelink Ecologie & Landschap, Zoogdiervereniging
24-DEC-2020 - In rap tempo verdwijnen verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen, mede als gevolg van grootschalige (na-)isolatie en energieneutraal bouwen. Hoewel duurzaam bedoeld, ontbreekt het vaak aan inzicht in welke gebouwen vleermuizen mogelijk gebruiken en in hoeverre hun verblijfplaatsen worden aangetast. De website Vleermuisverblijfplaatsen.nl heeft als doel daar verandering in te brengen.

Ter ondersteuning van overheden, projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties en andere initiatiefnemers werken Regelink Ecologie & Landschap en Batweter Vleermuisonderzoek en Advies met deze website aan een voorspellingsmodel. De opdrachtgever – de Provincie Overijssel - wil meer inzicht krijgen in de feitelijke en potentiële verspreiding van beschermde vleermuissoorten.

Voorspellingsmodel

Het model heeft als doel in beeld te brengen wat de kans is dat een vleermuissoort – bijvoorbeeld een gewone dwergvleermuis - een gebouw gebruikt voor een bepaalde functie – bijvoorbeeld als kraamverblijfplaats om de jongen groot te brengen. Omdat veldonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen tijdrovend en kostbaar is, kan met behulp van het model ecologisch onderzoek efficiënter worden vormgegeven. Daarnaast kunnen bij beleidskeuzes en grootschalige sloop-, renovatie- en na-isolatieprojecten de effecten op vleermuizen beter in beeld worden gebracht. Hiermee kunnen eerder in het proces beter onderbouwde keuzes worden gemaakt. Bovendien leidt betere kennis van waar vleermuizen het liefst verblijven ook tot betere mogelijkheden om met een natuurinclusieve aanpak vleermuizen proactief te beschermen.

Laatvliegers verblijven vaak in daken en spouwmuren

Voor het model wordt een statistische analyse gemaakt van de gebouwkenmerken van zoveel mogelijk bekende verblijfplaatsen van vleermuizen. Die kenmerken zijn bijvoorbeeld het type dak, de dakbedekking, de aan- of afwezigheid van spouwmuren, en de aanwezigheid van kantpannen of boeiboorden. Zo kan achterhaald worden of bepaalde combinaties van deze kenmerken maken dat een gebouw meer of minder vaak een kraamverblijf van gewone dwergvleermuizen zal herbergen. Ook de expositie (kompasrichting) van de muren en daken, en de afstand tot voedselgebieden kan daarbij een rol spelen. Door al deze parameters samen te brengen is het waarschijnlijk mogelijk om een redelijke voorspelling te doen wat de kansrijkheid is waar welke soorten vleermuizen in gebouwen hun kraam- / paar- / zomer- of winterverblijfplaats kunnen hebben.

Met meer kennis vleermuizen beter beschermen

De Zoogdiervereniging ondersteunt dit initiatief om tot een voorspellingsmodel te komen. Marcel Schillemans, teamleider vleermuizen: “Door de begrijpelijke grote druk achter de energietransitie zullen er de komende decennia miljoenen huizen in Nederland energieneutraal gemaakt worden. Zonder goede beschermingsmaatregelen kan die transitie heel negatief uitpakken voor diersoorten die voor hun verblijfplaatsen van onze gebouwen afhankelijk zijn. Denk aan huismussen, gierzwaluwen en meerdere soorten vleermuizen. Hoewel goed veldonderzoek naar vleermuizen altijd de beste informatie oplevert om rekening te houden met deze beschermende soorten, maakt de schaalgrootte en snelheid van de energietransitie het uitvoeren van gedetailleerd onderzoek op alle locaties moeilijk uitvoerbaar. Een voorspellingsmodel maakt het mogelijk om gerichter onderzoek uit te voeren én al (ruim) van te voren mogelijke effecten in te kunnen schatten en daarop te kunnen anticiperen. Zowel qua beleid als het nemen van pro-actieve maatregelen. Dat zal het makkelijker gaan maken om effecten op de vleermuispopulaties te voorkomen. Bovendien leidt betere kennis over de verblijfplaatsvoorkeuren van vleermuizen tot meer effect van Natuurinclusief Bouwen. Hoe meer verblijfplaatsen er goed worden beschreven, hoe meer we daarvan kunnen leren”.

Bijdragen aan het voorspellingsmodel

Het is dus belangrijk om de kenmerken van de gebouwen met verblijfplaatsen goed te kennen. Dat vormt een de belangrijkste input (en validatie) van het voorspellingsmodel. Door zoveel mogelijk veldgegevens te verzamelen van kenmerken van gebouwen waar verblijfplaatsen zijn aangetroffen, kunnen we beter begrijpen waar vleermuizen het vaakst of het liefst verblijven.

De NDFF (Nationale Databank Flora- en Fauna) bevat al veel locaties van in allerlei veldonderzoeken aangetroffen verblijfplaatsen, maar daarbij zijn de specifieke verblijfplaatskenmerken meestal niet beschreven. Daarom roepen we professionele en vrijwillige vleermuisonderzoekers op om, als zij verblijfplaatsen van vleermuizen kennen, daarvan de gebouwkenmerken door te geven via de speciale website Vleermuisverblijfplaatsen.nl.

Doe mee en geef de kenmerken van verblijfplaatsen in gebouwen (en bomen) door!

Op de website is meer uitleg te vinden, én kunt u ook bijdragen door kenmerken in te voeren (dat kan met verblijfplaatsen in gebouwen én bomen in heel Nederland). De gegevens worden gecombineerd gebruikt in het model en leiden zo tot een betere voorspelling waar bebouwing welke soort-functie-combinaties kan herbergen. Het model en de resultaten van analyses komen openbaar beschikbaar. Het is een voorbeeld van Citizen Science, waarbij door collectieve kennis samen te brengen, vleermuizen beter en eenvoudiger beschermd kunnen worden.

Tekst: Mieuw van Diedenhoven, Regelink Ecologie & Landschap & Erik Korsten, Zoogdiervereniging
Foto's: Regelink Ecologie & Landschap (leadfoto: vleermuisonderzoekers wachten op uitvliegende vleermuizen); Shutterstock