Obeliskhouding Vuurlibel

Te warm is ook niet goed!

23-JUL-2013 - Warm zomerweer is optimaal voor insecten, of dat zou je denken. Maar té warm is ook niet goed. Bij temperaturen boven 30°C is er beduidend minder insectenactiviteit. Wie een vlinderwandeling wil maken, doet dat bij heet zomerweer dus beter in de voormiddag of de vooravond.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Educatie [land] op [publicatiedatum]

Warm zomerweer is optimaal voor insecten, of dat zou je denken. Maar té warm is ook niet goed. Bij temperaturen boven 30°C is er beduidend minder insectenactiviteit. Wie een vlinderwandeling wil maken, doet dat bij heet zomerweer dus beter in de voormiddag of de vooravond.


Insecten mogen dan wel koudbloedige dieren zijn, toch moeten veel soorten een voldoende hoge lichaamstemperatuur hebben om actief te zijn. Bij dagvlinders bedraagt die temperatuur ongeveer 32 tot 34°C. Zo’n lichaamstemperatuur kunnen ze bereiken door zich in de zon op te warmen bij een temperatuur van minimum 17°C. Maar wanneer de temperatuur oploopt tot 36°C of warmer, wordt het veel vlinders te warm. Ze lopen kans op oververhitting en zoeken net als mensen koelere plekjes op.

Dat soort gedrag zien we geregeld bij de bedreigde Heivlinder. Die leeft weliswaar in droge heidegebieden, maar op warme zomernamiddagen zoals deze vind je hem in het aangrenzende bos. Daar rust hij tegen de schors van een den. Dat bos is voor een Heivlinder dan ook een essentieel onderdeel van zijn leefgebied.
De bedreigde Heivlinder zoekt koelte in een belendend bos. (foto: Michel Viskens)
Ook libellen zijn echte zonnekloppers. Maar net als vlinders kan het ook voor hen een tikkeltje té warm worden. Libellensoorten die de gewoonte hebben om lange tijd ononderbroken rond te vliegen, zoals Keizerlibellen en Glazenmakers zal je niet vaak zien bij tropische temperaturen. Zij schuilen dan liever waar het koeler is, bijvoorbeeld in een struik, en zijn dan nagenoeg onvindbaar. Later op de dag, wanneer het weer wat frisser is, verschijnen ze opnieuw. Blauwe glazenmakers zie je dezer dagen tot in de schemering jagen. Een Vuurlibel in obeliskhouding. (foto: Dieder Plu)
Andere libellen, die de gewoonte hebben vanop een vast punt korte vluchten te ondernemen, houden het langer uit in de hitte. Zij passen hun lichaamshouding aan om oververhitting te voorkomen. In de zogenoemde obeliskhouding richten ze hun achterlijfspunt op de zon, waardoor het zonbeschenen oppervlak van hun achterlijf en borststuk minimaal wordt.

En net als mensen kunnen insecten ook dorst krijgen. Zweefvliegen die echte bloembezoekers zijn krijgen normaal gesproken voldoende vocht binnen via de nectar die ze opnemen. Maar op warme dagen hebben ze extra vocht nodig. Daarom vertoeven ze laat op de dag vaak in de nabijheid van poelen of beken, waar ze water kunnen drinken.

Dat er met dit zomerweer veel te beleven valt op het gebied van insecten, leidt geen twijfel. Maar wie dat allemaal wil aanschouwen, doet dat maar beter in de voormiddag of in de vooravond.

Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Educatie
Foto: Dieder Plu & Michel Viskens