braakballen pluizen

Verspreidingstrends kleine muizen door uilenballen

Zoogdiervereniging
8-JUN-2015 - In Nederland leven circa 17 soorten ’muizen’ en al deze soorten zijn regelmatig te vinden in uilenballen: geëindigd als lekker hapje van een uil. Al sinds jaar en dag worden door vele tientallen natuurliefhebbers uilenballen verzameld en uitgeplozen om een beeld te krijgen van waar welke soorten voorkomen. Sinds 2002 zijn al meer dan 1 miljoen ‘muizen’ in de uilenballen gevonden, wat goed is voor meer dan 200.000 (!) uitgeplozen uilenballen. Met een nieuwe techniek is het nu gelukt om daarmee een veel preciezer beeld van de verspreiding van muizensoorten én van de trends daarin te verkrijgen.

Bericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging [land] op [publicatiedatum]

In Nederland leven circa 17 soorten ’muizen’ en al deze soorten zijn regelmatig te vinden in uilenballen: geëindigd als lekker hapje van een uil. Al sinds jaar en dag worden door vele tientallen natuurliefhebbers uilenballen verzameld en uitgeplozen om een beeld te krijgen van waar welke soorten voorkomen. Sinds 2002 zijn al meer dan 1 miljoen ‘muizen’ in de uilenballen gevonden, wat goed is voor meer dan 200.000 (!) uitgeplozen uilenballen. Met een nieuwe techniek is het nu gelukt om daarmee een veel preciezer beeld van de verspreiding van muizensoorten én van de trends daarin te verkrijgen.

Onderzoekers van het CBS (Centraal Bureau van de Statistiek) en de Zoogdiervereniging vroegen zich af of en hoe de informatie over de gevonden ‘muizen’ in de uilenballen beter gebruikt zou kunnen worden. Dankzij een nieuwe door het CBS ontwikkelde analysemethode is het inderdaad gelukt om veel nauwkeuriger te achterhalen hoe het gaat met de ‘kleine viervoeters’ in Nederland.

Braakballen pluizen (foto: Paul van Hoof)

Het is namelijk niet eenvoudig om met prooiresten uit uilenballen af te leiden hoe het gaat met de verschillende soorten ‘muizen’. Neemt een bepaalde muizensoort toe, dan vangt een uil daar automatisch meer individuen van. Als gevolg daarvan worden andere soorten juist minder gevangen en opgegeten, waardoor het lijkt alsof die soorten achteruit gaan of zelfs verdwijnen. Ook is het van belang om te weten welke uil de ‘muizen’ heeft gevangen. Ransuilen (Asio otus) vinden spitsmuizen vies, terwijl kerkuilen (Tyto alba) alle soorten eten. Als geen rekening gehouden wordt met deze effecten, dan worden de resultaten onbetrouwbaar en lijken soorten soms voor- of achteruit te gaan, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.

Speciale analysemethode
De bovenstaande problemen zijn zogenaamde ‘trefkansproblemen’, waarvoor het CBS een speciale analysemethode heeft toegepast. De onderzoekers hebben ‘occupancy modellen’ gebruikt om de meer dan 200.000 geplozen uilenballen te analyseren. Met behulp van deze techniek is het mogelijk om veranderingen in de verspreiding van de ‘muizen’ te berekenen. Het is wereldwijd voor het eerst dat de muizenstand op deze manier is berekend. De resultaten van dit onderzoek zijn nu als artikel gepubliceerd in ‘Mammalian Biology’, een internationaal wetenschappelijk tijdschrift voor artikelen over zoogdieren.

Rosse woelmuis (foto: Rudmer Zwerver)

De methode werkt!
De kans op het vinden van een specifieke soort in de uilenballen hangt onder andere af van het aantallen uilenballen en hoe algemeen een soort is. Na 10 prooien in uilenballen gevonden te hebben, heb je vrijwel altijd wel een veldmuis (Microtus arvalis) gevonden. Voor een noordse woelmuis (Microtus oeconomus) of een rosse woelmuis (Myodes glareolus) moet je vaak meer dan 100 prooien gevonden hebben om de soort te vinden. Heb je meer dan 150 prooien gevonden, dan kan je er vrijwel zeker van zijn dat je alle aanwezige soorten ‘muizen’ hebt gevonden. Met uitzondering van de waterspitsmuis: zelfs na 150 prooien is nog altijd niet duidelijk of deze soort ergens voorkomt. Met de nieuwe techniek worden deze trefkansen bepaald en wordt daarmee de kans op het voorkomen van een soort berekend.

Voor 11 van de 17 soorten ‘muizen’ is nu wetenschappelijk, op basis van uilenballen, vastgesteld waar de soorten in Nederland voorkomen en of ze voor- of achteruit gaan. Twee soorten, de huisspitsmuis (Crocidura russula) en de rosse woelmuis zijn sinds 1995 vooruit gegaan. De andere 9 soorten ‘muizen’ zijn in hun verspreiding min of meer stabiel. Voor de overige soorten moet nog meer worden geplozen, op naar de volgende 200.000 uilenballen!

Het volledige artikel is hier te downloaden (pdf).

Meedoen aan het uilenballenonderzoek
Natuurliefhebbers die een bijdrage willen leveren aan het onderzoek van de Zoogdiervereniging en specifiek aan het uilenballenonderzoek, kunnen zich aanmelden bij de Zoogdiervereniging. Ga daarvoor naar: http://www.zoogdiervereniging.nl/verspreidingsonderzoek-muizen.

Tekst: Maurice La Haye en Dick Bekker, Bureau van de Zoogdiervereniging en Arco van Strien, Centraal Bureau voor de Statistiek
Foto's: Paul van Hoof; Rudmer Zwerver, Saxifraga