Steenmarter

Nieuwe buren? Aanpassingen van zoogdieren in urbane omgeving

Zoogdiervereniging
18-JAN-2019 - Steden zijn volledig ingericht naar de behoeften van de mens. Toch zijn er zoogdiersoorten die erin slagen om te leven onder stedelijke omstandigheden. Of een soort hiertoe in staat is, ligt aan een aantal factoren. Sommige soorten zullen het beter doen bij urbanisatie dan andere. Dit kan gevolgen hebben voor de populatieomvang van zoogdieren in Nederland.

In haar bacholor thesis voor de Universiteit van Utrecht heeft Ella Raaijmakers voorspellingen gedaan over de
stedelijke populatieaantallen van de vos, de das, de steenmarter en de rode eekhoorn, gebaseerd op aanwezige kenmerken en gedragsaanpassingen. Hierover heeft ze recent een artikel geschreven voor Zoogdier.

Wij mensen hebben de neiging om in bepaalde gebieden dicht op elkaar te wonen met al onze behoeften binnen handbereik. Deze gebieden, ofwel steden, zijn de thuisbasis voor 54 procent van de wereldbevolking. Om aan de blijvende vraag naar woningen in en rondom steden te voldoen, maakt natuur plaats voor gebouwen en wegen. Deze transitie van ruraal naar urbaan gebied heet urbanisatie.

Ontwijken, aanpassen of exploiteren?

Ondanks het feit dat steden gebouwd worden voor en door mensen, zijn wij niet de enigen die er leven. In een stad vind je veel planten- en diersoorten, waaronder zoogdieren. Om te kunnen overleven in een urbane omgeving zullen zoogdieren zich moeten aanpassen aan de stedelijke omstandigheden. Vanzelfsprekend zijn sommige zoogdiersoorten beter in staat zich aan te passen dan andere. Aan de hand van hun aanpassingsvermogen verdelen we urbane zoogdieren onder in drie groepen: urban avoiders, urban adapters en urban exploiters. Een overzicht van de drie groepen met bijbehorende kenmerken is te zien in de onderstaande tabel.

Kenmerken van de drie groepen urbane zoogdieren

Zoals de naam al aangeeft zijn urban avoiders dieren die steden mijden. Kenmerkend voor zoogdieren die binnen deze groep vallen zijn een lage populatiedichtheid, een specialistisch dieet, een groot lichaam en een lage reproductieve snelheid. Verder leven ze vaak solitair en kunnen ze geen gebruikmaken van antropogene bronnen. 

Urban adapters komen voor in ruraal gebied en in buitenwijken van steden. In buitenwijken kunnen ze de hoogste populatiedichtheden bereiken. Dit hangt samen met hoe ze het leefgebied gebruiken. Ze maken gebruik van voedselbronnen en schuilplaatsen die mede mogelijk zijn gemaakt door de mens, zoals tuinen, vuilnis en lege gebouwen. Ze blijven echter afhankelijk van natuurlijke bronnen omdat ze niet al hun benodigde voedingsstoffen uit antropogeen voedsel kunnen halen. Hun dieet is hierdoor tussen specialistisch en generalistisch in te classificeren. Doordat urban adapters afhankelijk blijven van natuurlijke bronnen, kunnen ze geen hoge populatiedichtheid bereiken in het stadscentrum. Verder zijn urban adapters middelgroot en leven ze solitair of in kleine familiegroepen. De reproductieve snelheid is gemiddeld tot hoog.

Urban exploiters komen vooral in stadscentra voor. Ze zijn afhankelijk van menselijke bronnen voor hun voedselvoorziening en schuilplaats, en maken weinig tot geen gebruik van natuurlijke bronnen. Urban exploiters zijn kleine dieren, waardoor ze een makkelijke prooi vormen voor predatoren. De belangrijkste reden voor hun succes van urban exploiters, is hun hoge reproductieve snelheid waardoor de populatieomvang hoog blijft. Verder leven urban exploiters vaak in sociale groepen, waardoor de kans om ten prooi te vallen aan een predator verkleint.

Adapter versus exploiter

Slechts twee zoogdiersoorten in Nederland zijn op alle vlakken als urban exploiter te classificeren: de huismuis en de bruine rat. Wel zijn er veel zoogdieren die sommige kenmerken van urban exploiters bezitten, maar ook kenmerken van urban adapters hebben. Vaak vertonen deze zoogdieren in de stad ander gedrag dan hun rurale soortgenoten. Voorbeelden van dit soort zoogdieren in Nederland zijn de vos, de das, de steenmarter en de rode eekhoorn. Op basis van de kenmerken uit de tabel worden deze zoogdiersoorten
geclassificeerd als urban adapter of urban exploiter, waarbij hun eventuele gedragsaanpassingen gebruikt worden als verklaring. Vervolgens wordt het verloop van de populatieaantallen bij aanhoudende urbanisatie voorspeld.

De vos komt met een gemiddelde populatiedichtheid voor in ruraal gebied en in buitenwijken. Het dieet bestaat naast kleine zoogdieren en vogels ook uit antropogene voedselbronnen zoals afval. Het dier heeft een gemiddelde lichaamsgrootte en leeft in monogame paartjes of in familiegroepen. De reproductieve snelheid ligt op één keer per jaar vier tot zes jongen. Op basis van deze kenmerken valt de vos te classificeren als urban adapter. De vos vertoont een aantal gedragsaanpassingen die bijdragen aan zijn bestaan als urban adapter. Ten eerste vermindert de vos territorialiteit bij een hoge populatiedichtheid, waardoor gezamenlijk gebruik van bronnen mogelijk wordt. Ook ontwijkt de vos wegen (spatiale ontwijking) en past het dier zijn activiteitspatroon aan de verkeersdrukte aan (temporale ontwijking). De laatste waargenomen gedragsaanpassing van de vos is een verminderde schuwheid in de stad. Hierdoor kunnen vossen overdag een schuilplaats gebruiken die dichtbij mensen in de buurt is. Met behulp van deze vier gedragsaanpassingen zou de vos, ondanks de aanhoudende urbanisatie gedurende de komende jaren, een hogere populatiedichtheid in steden kunnen ontwikkelen.

De das is voornamelijk in ruraal gebied te vinden en soms met een lage populatiedichtheid ook in tuinen in buitenwijken. Een groep bestaat uit één mannetje, enkele vrouwtjes en hun nakomelingen. Er is één keer per jaar een nest van om en nabij drie jongen die uiteindelijk een gemiddelde lichaamsgrootte van 7 tot 17 kilogram bereiken. Het dieet van de das is generalistisch en het dier kan gebruikmaken van antropogene voedselbronnen. Door deze kenmerken is de das in te delen als urban adapter. De das vertoont
slechts één gedragsaanpassing, namelijk het verminderen van territoriaal gedrag bij een hoge populatiedichtheid. Hierdoor kunnen, net als bij de vos, meerdere individuen gebruikmaken van dezelfde bronnen. Het toekomstperspectief is dat de populatieaantallen stabiel zullen blijven en dat het grootste deel van de dassenpopulatie in ruraal gebied zal blijven leven zolang dat mogelijk blijft.

De steenmarter bereikt een lichaamsgewicht van één tot twee kilogram en behoort dus tot de kleine zoogdieren. Als er geen natuurlijke bronnen beschikbaar zijn, kan dit dier gebruikmaken van antropogene bronnen voor zowel voedsel als schuilplaats. Het dier leeft solitair en heeft een reproductiesnelheid van twee tot drie jongen per jaar. De steenmarter komt in zowel landelijke als stedelijke gebieden voor. Hierbij is het opvallend dat de soort vaak wel in steden voorkomt, maar niet in het gebied rondom die steden. Dit impliceert dat de steenmarter deze urbane gebieden prefereert boven de omliggende rurale gebieden. Eén van de redenen waarom steenmarters het goed doen in de stad is dat ze niet erg schuw zijn. Dit maakt het gebruik van onder andere kruipruimtes als schuilplaats mogelijk. Ook draagt de verschuiving in het activiteitspatroon van de steenmarter, door temporale ontwijking van verkeersdrukte, bij aan het bestaan als urbaan zoogdier. De steenmarter is nu nog te categoriseren als urban adapter, maar door zijn voorkeur voor stedelijk gebied zou hij in de toekomst urban exploiter kunnen worden en hoge populatieaantallen kunnen bereiken in stedelijk gebied.

Rode eekhoornDe rode eekhoorn komt in zowel rurale gebieden, buitenwijken en stadscentra voor. Het dier leeft solitair, heeft een kleine lichaamsomvang en een gemiddelde reproductieve snelheid. Het dieet van de rode eekhoorn bestaat enkel uit natuurlijke voedselbronnen, maar gebruikt wel antropogene structuren als schuilplaats. Op basis van deze kenmerken mag de rode eekhoorn urban adapter genoemd worden. De gedragsaanpassing die rode eekhoorns in de stad vaak vertonen is een vermindering in waakzaamheidsgedrag. Op deze manier verspillen de dieren minder tijd en energie aan waakzaam zijn in situaties waarin dit niet nodig is (zoals in de aanwezigheid van een mens). Aan de andere kant brengt vermindering in waakzaamheid een groter risico op predatie met zich mee. Hierdoor verwacht ik dat de populatieaantallen van de rode eekhoorn in urbaan gebied in de toekomst ongeveer gelijk zullen blijven. 

Toekomstperspectief

Samenvattend kunnen we stellen dat zoogdieren zich op verschillende manieren kunnen aanpassen aan het leven in urbane omgeving en dat sommige zoogdiersoorten dit beter kunnen dan andere. De das en de rode eekhoorn kunnen overleven in steden, maar zullen waarschijnlijk urban adapter blijven. De vos en de steenmarter lijken beter om te kunnen gaan met urbanisatie. Van deze soorten kunnen we bij aanhoudende urbanisatie een populatiegroei in stedelijk gebied verwachten. Wanneer een populatie vossen of steenmarters te groot dreigt te worden, zal de betreffende gemeente maatregelen moeten nemen om deze groei tegen te gaan. Daarom stel ik voor om vervolgonderzoek op te zetten naar manieren om populatiegroei van soorten zoals de vos en de steenmarter in de stad op een diervriendelijke manier tegen te gaan. Op deze manier kunnen de soorten in urbaan gebied blijven leven zonder te veel intraspecifieke competitie te ondervinden.

Ontvang Zoogdier vier keer per jaar

Dit artikel is beschikbaar gesteld door het tijdschrift Zoogdier. Om vier keer per jaar Zoogdier te ontvangen kun je voor €25 lid worden van de Zoogdiervereniging. Tevens steun je hiermee onderzoek naar, en bescherming van inheemse wilde zoogdieren én hun leefgebieden in Nederland. 

Tekst: Ella Raaijmakers
Foto's: Hugh Jansman (leadfoto: steenmarter); Mark Zekhuis, Saxifraga
Figuur: Zoogdier