Oud wilgenbos in de Biesbosch, Grienden van de Dood, Rektor 2017

Een voor de wetenschap nieuw korstmos ontdekt in de Biesbosch

BLWG
2-JUN-2019 - In 2016 werd in de Biesbosch een korstmos gevonden dat door specialisten niet zomaar op naam kon worden gebracht. Het bleek een voor de wetenschap nieuwe soort die in het laatste nummer van The Lichenologist wordt beschreven als Chaenotheca biesboschii. Als Nederlandse naam is Wilgenschorssteeltje gekozen. De Biesbosch is in de afgelopen tien jaar tijd uitzonderlijk rijk aan korstmossen geworden.

Ooit vormden de Grienden van de Dood, centraal gelegen in de Brabantse Biesbosch, een groot hakgriendencomplex waar vele griendwerkers wilgentakken oogstten. Rond 1950 raakte hier de griendcultuur in verval. Het lage wilgenhakhout heeft plaats gemaakt voor hoogopgaande, verwilderde wilgenbossen met veel dood hout en omgevallen bomen: een heuse jungle. Door de hoge brandnetels en reuzenbalsemien is het gebied vooral in de winter toegankelijk.

De luchtkwaliteit is de laatste decennia in Nederland verbeterd wat betreft de concentratie zwaveldioxide (SO2). Hierdoor vestigen zich ook in de Biesbosch weer vele nieuwe korstmossen, waaronder diverse zeldzame soorten, zoals Witte en Roze runenkorst en Gewoon schriftmos. Met die rijkdom in het vooruitzicht bezocht een groep mossen-, korstmossen- en varenliefhebbers in het vroege voorjaar van 2016 de Grienden van de Dood. Door een aanhoudend noordwestelijke wind stond het water vrij hoog in het bos, en een striemende regen maakte het zoeken er ook niet makkelijker op. Tijdens een eetpauze in het perceel ‘Doolhof’ konden enkelen toch niet stilzitten, en vond Jan-Jaap Spaargaren op dood hout een merkwaardig, nieuw Schorssteeltje. Dat moest worden uitgezocht!

Chaenotheca biesboschii (Wilgenschorssteeltje)

Zoektocht naar een naam: Chaenotheca biesboschii

Schorssteeltjes (Chaenotheca spp.) zijn zeer kleine, enkele millimeters hoge, speldenknopvormige korstmossen, die groeien in schorsspleten van oude bomen of op dood hout. Doordat ze meestal met tientallen bij elkaar staan, vallen ze toch een beetje op. Omdat het onbekende Schorssteeltje uit de Biesbosch op zacht, dood hout groeide, kreeg het in het veld aanvankelijk de naam Droog schorssteeltje (C. xyloxena) mee, die komt namelijk ook voor op zulke standplaatsen. Thuis kon het verzamelde materiaal beter onderzocht worden en viel de bruine berijping op. Alle tot dan toe uit Nederland bekende Schorssteeltjes hadden echter steeltjes met géén of een gele of witte berijping. Daarom kwam vervolgens Chaenotheca gracillima uit Scandinavië in beeld. Vanwege enkele detailkenmerken van deze soort (onder andere de iets kleinere sporen), en het feit dat het een korstmos uit ‘koude’ streken betrof, bleef er twijfel over de determinatie. Want de trend is dat vooral soorten uit ‘warme’ streken zich tegenwoordig bij ons uitbreiden. Daarom werd advies gevraagd aan Leif Tibell uit Zweden, de wereldspecialist op het gebied van Schorssteeltjes en verwanten. Na morfologisch en DNA-onderzoek bleek het uiteindelijk te gaan om een nog onbeschreven soort. En dan mag je zelf een naam verzinnen. Omdat het best wel bijzonder is dat een ‘nieuwe’ soort opduikt in zo’n uitstekend doorzocht gebied als Noordwest-Europa, werd de eerste vindplaats vernoemd: Chaenotheca biesboschii. En vanwege de ogenschijnlijke voorkeur voor wilgenhout is als Nederlandse naam Wilgenschorssteeltje gekozen.

De rijkdom aan korstmossen neemt toe in de oude wilgenbossen

Staand boomlijk van wilg, groeiplaats van Chaenotheca biesboschii. Biesbosch, Grienden van de Dood, Doolhof, 2019

Inmiddels is gebleken dat het Wilgenschorssteeltje niet zeldzaam is in een groot deel van de Biesbosch. Hij is vooral te vinden op droog, zacht, verrot hout van oude, nog rechtopstaande, dode stammen, bij voorkeur van wilgen waarvan de top is afgebroken.

Je kunt je afvragen, waar zo’n ‘nieuwe’ soort plotseling vandaan komt. Het is niet uit te sluiten dat dit korstmos eerder over het hoofd is gezien, maar waarschijnlijk is dat niet. De Biesbosch wordt al vijftig jaar goed onderzocht en (andere) schorssteeltjes zijn pas na 1990 in het gebied aangetroffen. En ook de standplaats van het Wilgenschorssteeltje, staande, oude boomlijken in bossen, was in het vroegere, sterk gecultiveerde Biesboschlandschap sowieso waarschijnlijk afwezig. Wellicht is de soort overgewaaid uit oorden waarvan de korstmosflora nog niet goed bekend is. De zeer kleine sporen van schorssteeltjes kunnen met luchtstromingen waarschijnlijk grote afstanden afleggen. Bij het uitgevoerde DNA-onderzoek bleek materiaal van Chaenotheca ‘gracillima’ uit India verwant aan het materiaal uit de Biesbosch. Dus wellicht ligt hier een oorsprong, maar verder onderzoek is nodig om hier duidelijkheid over te krijgen.

Het is te hopen dat de Grienden van de Dood en andere oude bossen in het Nationaal Park de Biesbosch hun beschermde status, met een beheer van ‘niets doen’, behouden. De ontwikkeling naar echt oerbos is nog maar net op gang gekomen, maar sinds enkele jaren zijn al diverse korstmossoorten gevonden die kenmerkend zijn voor oudere bossen, zoals Witkring, Rood schorsvlekje, Roze en Witte runenkorst en Doolhof-schriftmos. Ook het aantal schorssteeltjes is inmiddels toegenomen tot zeven. Hopelijk zet deze trend door.

Meer informatie

Tekst: Maarten Langbroek, Arno van der Pluijm, Jan-Jaap Spaargaren en Laurens Sparrius, BLWG
Foto's: Arno van der Pluijm (leadfoto: oud wilgenbos in de Biesbosch, Grienden van de Dood, Rektor, 2017); Bart Horvers