Andrea Dekkers

We moeten de natuur beschermen tegen ons

Provincie Noord-Brabant
8-SEP-2019 - Arachnologen worden ze ook wel genoemd; de mensen die gevangen zijn in het web van interesses rondom spinachtigen of arachnoïdea. Het overkwam Andrea Dekkers jaren geleden toen ze de IVN-natuurgidsenopleiding deed en daarna terecht kwam bij de insectenwerkgroep.

“Bij het Natuurmuseum Brabant in Tilburg stelden ze voor dat ik ‘de kevers ging doen.‘ Daar zijn tussen de zes- en zevenduizend verschillende soorten van. Toen ik hoorde dat er ‘maar’ 650 spinnen in Nederland voorkomen, heb ik lachend voor die laatste gekozen. Niet bepaald een algemene eerste keuze; er zijn ook niet zo veel mensen die dit onderzoek doen. Maar als je ooit een spin onder een vergrootglas hebt bekeken dan kom je in een wereld die zo enorm fascinerend is.”

Verdieping

Hooiwagen Odiellus spinosus“Als je ergens verdieping zoekt, merk je gaandeweg steeds meer dat je er weinig van weet. Dan wil je er juist steeds meer van weten. Ik deed veldwerk in de Kaaistoep, waar we al 25 jaar onderzoek doen naar insecten en spinachtigen.” Andrea deed er onderzoek naar spinnen en hooiwagens. Die laatste is wel een spinachtige maar geen familie van de spin. Een spin heeft een kopborststuk en achterlijf (twee delen); insecten bestaan uit drie delen. Een hooiwagen heeft alleen maar een lijf; een heel ander beestje dus. Zo heeft een hooiwagen maar twee ogen terwijl spinnen er zes of acht hebben. Er zijn 34 verschillende soorten hooiwagens in Nederland gevonden. Even voor de duidelijkheid: een spin is geen insect maar huist in de orde van geleedpotigen, behorende tot de klasse van de spinachtigen. Onder de familie van de spinachtigen komen we ook de teek, de (pseudo)schorpioen en de mijt tegen. Een spin kan in leeftijd variëren van 1 tot 8 jaar. Je hebt spinnen van een paar centimeter groot maar ook dwergspinnen van anderhalve millimeter. Dan zie je bijvoorbeeld bij determinatie dat hij een steeltje heeft met acht ogen.

Roedels

Andrea geeft voorlichting bij het IVN en organiseert educatieve dagen voor groepen. Daarnaast is ze ook conservator van een gedeelte van de zogenaamde natte collectie van het Natuurmuseum Brabant waar ze tot taak heeft om de collectie van Nederlandse spinnen compleet te maken. “We hebben er nu 246, maar een totaal compleet overzicht krijg ik in mijn eentje nooit bij elkaar.”

Spinnen zijn in principe giftig, maar niet gevaarlijk, ze zijn zelfs heel bang voor mensen. Als ze hun prooi bijten, wordt die verdoofd. Spinnen houden bijvoorbeeld de muggenpopulatie in toom. Maar ze worden zelf ook gegeten door vogels. De Araneidae of wielwebspin maakt een web en is gespecialiseerd in vliegend gespuis dat ze vangt in haar net. De Agripope Bruennichi of Wespspin vangt zelfs grote sprinkhanen. Het is een voorbeeld van een spin die door klimaatverandering steeds noordelijker in Europa voorkomt. “In 2001 vond ik de eerste en nu is het beestje al gespot op Texel. De wolfspin of Lycosidae jaagt weer over de grond. Vroeger dacht men dat ze joegen in roedels als wolven, vandaar de naam. Maar ze zijn vaak gewoon met honderden bij elkaar. Sommige spinnen wachten hun prooi af op uiteinden van bloemen. De trilspin of Pholcidae, gaat trillen als ze bedreigd wordt door vogels, trillend is ze onzichtbaar voor aanvallers. Er zijn spinnen met valluiken en zelfs spinnen die doen aan ballooning. Dat zijn jonge spinnen die op een blaadje of takje gaan zitten, wachten tot de wind gunstig is. Dan gooien ze een draadje uit en worden zo meegevoerd door de wind. Ze zijn zelfs op 10 kilometer hoogte waargenomen, dus een prima manier om te verspreiden.

Wespspin

Stemvork

Een spin doet gemiddeld een half uur over het maken van een web. Bij beschadiging eet hij zijn eigen web op, gemaakt van eiwitten, en maakt weer een nieuw. Pure recycling dus. “Het is best interessant om een web van bijvoorbeeld een kruisspin te laten zitten. Dan kun je bekijken hoe een spin een gevangen prooi bijt, inwikkelt en als pakketje meeneemt naar zijn schuilplaats. Dan komt hij terug om het web weer te repareren voor een volgend slachtoffer. Prachtig om te zien. Je kunt een prooi imiteren door met een stemvork een trilling te maken bij een web. Een spin denkt dan dat er een slachtoffer is gevangen.”

Malaiseval

Onderzoek geeft een beeld van aantallen, leefgebieden en leefwijzen van spinnen. Via een zogenaamde malaiseval worden spinnen in een tent gelokt waar ze naar boven, naar het licht kruipen en vervolgens in een pot met alcohol vallen. “Maar mijn val werd steeds weggehaald of vernield en ik kon dus geen gericht en structureel wetenschappelijk onderzoek op dezelfde plaats doen. Ik heb daar trouwens ook echt geen tijd voor en dus moet ik het doen met bijvangsten van andere onderzoekers. Het is allemaal vrijwilligerswerk waar heel veel tijd maar ook liefde in zit. En voor mij is het ook ontspanning.”

Teruggang

In het dagelijks leven is Andrea boekhouder en runt ze samen met haar man een transportbedrijf. Ondanks het ontbreken van tijd voor gedegen onderzoek merkt ze dat er een grote teruggang is waar te nemen. “Er zijn minder spinnen en ze worden kleiner naarmate ze minder voedsel vinden. Over de oorzaak van die teruggang zijn nog veel vragen. Er zijn veel minder insecten, dus minder vogels, dus ook minder natuurlijke vijanden voor buxusmot en eikenprocessierups waar wij allemaal zo over klagen. Die ontwikkeling is inherent aan onze leefwijze en we zullen er dus waarschijnlijk mee moeten leren leven. Maar we moeten dus juist nu ook heel zuinig zijn op onze natuur. We vinden het zielig als aaibare dieren zoals konijnen of reeën worden doodgereden. Terwijl we een spin zo doodtrappen. Maar als je weet dat spinnen hun jongen de eerste weken meedragen en hun jongen heel fel verdedigen tegen gevaar… Ik ga het niet vermenselijken, maar toch. Houd rommelhoekjes rond het huis in stand. Laat cocons aan de buitenkant van ramen zitten. Het komt de spinnen ten goede. Even voor de duidelijkheid: binnen doe ik ze ook weg hoor!”

Tekst: Jan Roosen, provincie Noord-Brabant
Foto's: provincie Noord-Brabant (leadfoto: Andrea Dekkers); Dick Belgers, CC BY 3.0; Ina Brinks-Mijdenga, CC BY-SA 4.0