2014 was weer een goed jaar voor het Ongevlekt koffieboontje
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
In 2014 is het Ongevlekt koffieboontje weer vaker op diverse plaatsen in de Oosterschelde door sportduikers waargenomen dan in de voorgaande jaren. Pas in 2001 werd het eerste autochtone exemplaar van dit weekdier in de Oosterschelde aangetroffen. Sindsdien werden er tot 2011 elk jaar meer levende dieren door sportduikers gevonden. In 2012 en 2013 waren dat er minder, maar in 2014 zaten er bij Zierikzee weer zoveel dat ze bijna ieder weekend en vaak ook door meerdere sportduikers werden gezien.
Het Ongevlekt koffieboontje (Trivia arctica) is een klein maar toch ook wel opvallend weekdier en behoort tot de groep van de mariene huisjesslakken. De lengte van de schelp wordt niet groter dan ongeveer 1 centimeter. De vorm van de schelp is een met dwarsribbels bedekt half koffieboonachtig bol hoorntje met aan de onderzijde een spleet. De bovenzijde van de schelp is lichtroze tot bruingrijs gekleurd, de onderzijde is meestal wit. Als het schelpdier actief is kruipt het met de voet en de mantelflappen via de onderzijde gedeeltelijk uit de schelp. De mantelflappen worden daarbij om de schelp geslagen, waardoor de dwarsribbels en schelpkleur minder goed te zien zijn. Op de rand van de mantelflappen zitten vaak meerdere zwarte vlekjes. Dus helemaal ongevlekt is het Ongevlekt koffieboontje ook weer niet. De voet is meestal lichtgeel gekleurd en de kopdelen zijn met meestal opvallender donkeroranje gekleurd met lichtere vlekjes. Achter de koptentakels zijn de ogen in de vorm van kleine zwarte stippen goed waarneembaar. De vorm en de kleuren van de schelp en het weke diertje maken het voor onder water fotograferende sportduikers een dankbaar en populair onderwerp om voor de lens te krijgen.
Het verspreidingsgebied van het Ongevlekt koffieboontje strekt zich uit van Noorwegen tot in de Middellandse Zee. Ze zijn aangetroffen vanaf de laagwaterlijn tot op een diepte van duizend meter. Op Neeltje Jans, in de monding van de Oosterschelde zijn er zelfs ook exemplaren boven de laagwaterlijn, in het intergetijdengebied aangetroffen. Het eerste autochtone Nederlandse exemplaar is in 2001 in de Oosterschelde gevonden. Tot 2011 zijn er jaarlijkse in toenemende mate Ongevlekt koffieboontjes in de centrale en westelijke Oosterschelde waargenomen. Na een achteruitgang van het aantal waarnemingen in 2012 en 2013 lijkt het aantal waarnemingen in 2014 weer sterk te zijn toegenomen.
Wat voedsel betreft is er voor deze dieren geen gebrek. Ze voeden zich met een aantal algemeen voorkomende samengestelde zakpijpen: de Grijze korstzakpijp, Paarse geleikorst en Slingerzakpijpen. Ook wordt de soort vaak aangetroffen op de Druipzakpijp. Dit voedsel komt ook veelvuldig voor in het Grevelingenmeer, maar daar is de soort nog nauwelijks aangetroffen. Terwijl de voedselsoorten hier ook veelvuldig voor komen. Van de Noordzee zijn er ook maar heel weinig waarnemingen bekend. Omdat bijna alle waarnemingen uit de westelijke en centrale Oosterschelde komen en dus niet uit het Grevelingenmeer kunnen we concluderen dat stromend getijdenwater belangrijk is voor de vestiging van het Ongevlekt koffieboontje. De gestage toename van waarnemingen kan deels verklaard worden door het in het laatste decennia toegenomen voedselaanbod. Maar mogelijk spelen ook ander andere factoren een grote rol.
Het aan deze soort verwant Gevlekte koffieboontje (Trivia monacha) wordt iets groter, tot 12 millimeter en heeft op de bovenzijde drie karakteristieke donkerbruine vlekken. Deze soort heeft een meer zuidelijke verspreiding. Het Gevlekte koffieboontje wordt door sportduikers veel minder in de Oosterschelde waargenomen, maar is wel eerder op onze kust aangetroffen: in 1966, circa 24 kilometer ten noordwesten van Texel. Het Gevlekte koffieboontje voedt zich ook met dezelfde soorten samengestelde zakpijpen als zijn ongevlekte broertje.
Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, stichting ANEMOON