Wrattenbijter, Hoge Veluwe, 5 juni 2011

Sprinkhanen breken records in 2011

EIS Kenniscentrum Insecten
30-JUN-2011 - De beste tijd om sprinkhanen te onderzoeken is van half juni tot eind september. De meeste dieren zijn dan volwassen; ze vallen op doordat ze geluid maken. Door het extreem droge en warme weer in het voorjaar hebben de jonkies zich echter dit jaar zeer snel ontwikkeld.

Bericht uitgegeven door EIS-Nederland op [publicatiedatum]

De beste tijd om sprinkhanen te onderzoeken is van half juni tot eind september. De meeste dieren zijn dan volwassen; ze vallen op doordat ze geluid maken. Door het extreem droge en warme weer in het voorjaar hebben de jonkies zich echter dit jaar zeer snel ontwikkeld.

Eind mei werden al duinsabelsprinkhanen, locomotiefjes en snortikkers gehoord en begin juni lieten de eerste grote groene sabelsprinkhanen, steppesprinkhanen en wrattenbijters zich horen. Voor bijvoorbeeld het locomotiefje was dit tien dagen eerder dan de allervroegste waarneming ooit. Van de zeldzame steppesprinkhaan was de vroegste waarneming zelfs 10 juli, meer dan een maand later.

Een vroege wrattenbijter, op 5 juni gefotografeerd op de Hoge Veluwe (foto: Roy Kleukers)

De meeste soorten sprinkhanen overwinteren als ei. De vrouwtjes sterven nadat ze in de zomer eitjes gelegd hebben. De eieren gaan in rust en kunnen, afhankelijk van de soort en de omstandigheden, tot enkele jaren in de bodem verblijven. In het voorjaar komen de jonkies uit het ei. Deze lijken al erg op volwassen dieren, maar de vleugels zijn nog niet ontwikkeld. Na elke vervelling groeien de vleugels een stukje en na de laatste vervelling zijn ze volgroeid. Dan pas zijn de mannetjes in staat om geluid te gaan maken.

De effecten van klimaatverandering op de fauna zijn bij sprinkhanen goed zichtbaar. Het zijn extreem warmteminnende dieren en richting Zuid-Europa neemt het aantal soorten dan ook sterk toe. Nederland heeft 47 soorten, Duitsland 90, Frankrijk 200 en Italië 335. Door het warmere weer ontwikkelen sprinkhanen zich niet alleen sneller, maar rukken zuidelijke soorten ook op naar het noorden. De afgelopen 25 jaar zijn maar liefst vijf zuidelijke soorten voor het eerst in ons land aangetroffen.

EIS-Nederland is 2011 een nieuw atlasproject gestart om het voorkomen van de sprinkhanen in Nederland in kaart te brengen. Zie de projectpagina op waarneming.nl.  

Tekst: Roy Kleukers, EIS-NL; Wim Bakker, waarneming.nl en Ed Colijn, EIS-NL
Foto: Roy Kleukers, EIS-NL