Mannetje van het vroegste gitje.

Gitjes van daslook: van heuvelland naar kustgebied

EIS Kenniscentrum Insecten
26-APR-2012 - Wie in het vroege voorjaar wel eens in de Zuid-Limburgse bossen loopt kent de karakteristieke, licht knoflookachtige geur van daslook. De bladeren en wortelknolletjes van deze plant vormen het voedsel van twee zweefvliegen: het vroegste gitje en het daslookgitje. Deze zweefvliegen waren tot voor kort alleen uit Zuid-Limburg bekend, waar hun voedselplant van oorsprong voorkomt. Nu zijn beide soorten echter ook in het westen van ons land opgedoken, op landgoederen en in parken waar daslook is aangeplant.

Bericht uitgegeven door EIS-Nederland [land] op [publicatiedatum]

Wie in het vroege voorjaar wel eens in de Zuid-Limburgse bossen loopt kent de karakteristieke, licht knoflookachtige geur van daslook. De bladeren en wortelknolletjes van deze plant vormen het voedsel van twee zweefvliegen: het vroegste gitje en het daslookgitje. Deze zweefvliegen waren tot voor kort alleen uit Zuid-Limburg bekend, waar hun voedselplant van oorsprong voorkomt. Nu zijn beide soorten echter ook in het westen van ons land opgedoken, op landgoederen en in parken waar daslook is aangeplant.

Mannetje van het vroegste gitje (foto: J.T. Smit)Daslook is een zeldzame plant die in Nederland met name in Zuid-Limburgse hellingbossen voorkomt. Op de groeiplaatsen is de soort soms zeer talrijk: er ligt dan een waar tapijt van daslook op de bosbodem en wanneer dit bloeit ziet het er zeer fraai uit. Om die reden is daslook dan ook veel als stinsensoort aangeplant in parken en landgoederen. Vooral in de duinstreek komt daslook ook op diverse plekken voor. Hier is overigens onduidelijk of dit alleen het gevolg is van aanplant of dat de soort hier ook van oorsprong voorkomt.

Twee soorten zweefvliegen zijn afhankelijk van daslook: het daslookgitje (Portevinia maculata) en het vroegste gitje (Cheilosia fasciata). Van beide soorten werd gedacht dat ze, net als wilde daslookpopulaties, beperkt waren tot Zuid-Limburg. Twee jaar geleden werd het daslookgitje echter in de binnenduinrand van Noord-Holland aangetroffen en vorig jaar is hier ook het vroegste gitje gevonden. Dit jaar is het vroegste gitje bovendien ook in Zuid-Holland ontdekt: in een stadspark in Leiden. Het is onduidelijk of deze zweefvlieg pas recent het kustgebied heeft bereikt, of dat het diertje hier al langere tijd voorkomt en steeds over het hoofd is gezien.

Bladmijn van het vroegste gitje op daslook (foto: W.N. Ellis) Volwassen gitjes zijn vrij onopvallende zwarte zweefvliegen. Voor ongetrainde ogen zijn ze moeilijk te onderscheiden van andere vliegen. De larven van het daslookgitje leiden een verborgen leven in de wortelknolletjes van daslook. Daslookgitjes zijn dus voor niet-kenners eigenlijk amper te vinden. Het vroegste gitje maakt het de waarnemer echter een stuk makkelijker. Zijn larven leven in de bladeren van daslook en maken daar herkenbare mijnen. Deze mijnen zijn eind april en begin mei het duidelijkst zichtbaar, wanneer de larven bijna volgroeid zijn of zelfs de mijn al verlaten hebben. De aanwezigheid van het vroegste gitje is dus makkelijk aan de hand van deze mijnen vast te stellen. We zijn benieuwd of deze zweefvlieg net zo wijdverspreid is in de kuststreek als zijn waardplant, en houden ons dan ook aanbevolen voor waarnemingen (via: eis@ncbnaturalis.nl).

Tekst: John T. Smit & Menno Reemer, EIS-Nederland
Foto's: J.T. Smit; W.N. Ellis