variabele waterjuffer klein

Libellentijd is aangebroken

De Vlinderstichting
10-JUN-2013 - Door het lange koele voorjaar lieten ook de libellen lang op zich wachten. Nu sluipen ze massaal uit en kun je tientallen soorten tegenkomen. Het talrijkst zijn nu de slanke juffertjes lantaarntje, azuurwaterjuffer en variabele waterjuffer, maar ook grotere libellen als platbuik, viervlek en gewone oeverlibel.

Bericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]

Door het lange koele voorjaar lieten ook de libellen lang op zich wachten. Nu sluipen ze massaal uit en kun je tientallen soorten tegenkomen. Het talrijkst zijn nu de slanke juffertjes lantaarntje, azuurwaterjuffer en variabele waterjuffer, maar ook grotere libellen als platbuik, viervlek en gewone oeverlibel.

De afgelopen weken kon je gemakkelijk langs een prachtige sloot met een mooie water- en oeverplantenbegroeiing lopen, zonder een libel tegen te komen. Normaal gesproken komen libellen in mei in grote aantallen tevoorschijn, maar door het koele weer kwamen ze dit voorjaar duidelijk weken later.

Bij de variabele waterjuffer is de schouderstreep onderbroken (uitroepteken) (foto: Kars Veling)Het lantaarntje is de meest algemene juffer in ons land en komt eigenlijk in elk watertype voor. Wel zie je dat een goede waterkwaliteit van belang is, want alleen daar vind je grote aantallen lantaarntjes. Vaak is het helder water met een mooie begroeiing van waterplanten (zowel onder water als drijvend) en oeverplanten. Het lantaarntje heeft een donker achterlijf met op het einde een oplichtende blauwe vlek (het ‘lantaarntje’). Er zijn nog meer juffertjes die blauw en zwart als hoofdkleuren hebben: de azuurwaterjuffer, die op zandgronden het meest talrijk is, en de variabele waterjuffer. De variabele waterjuffer is zoals de naam al aangeeft in diverse kleurvormen te vinden. Een belangrijk kenmerk is te zien op de rug van het borststuk. Daar zit bij veel juffertjes een schouderstreep. Als die streep de vorm heeft van een uitroepteken, een streepje met een punt dus, dan hebben we te maken met de variabele waterjuffer. Vooral op veen en kleigronden is dit een algemene soort.

Nu algemeen vliegende juffers: lantaarntje, variabele waterjuffer & azuurwaterjuffer (foto’s: Kars Veling)

Geslachtsrijpe mannetjes van de platbuik krijgen blauwe bestuiving over het achterlijf (foto: Kars Veling)Behalve de juffertjes, de kleine en slanke libellen, komen er ook al flink wat grotere soorten voor. De platbuik is een van de meest talrijke op het moment. De platbuik heeft een wat kort gedrongen lichaam dat enigszins is afgeplat. Als ze net uit de larve zijn gekomen zien mannetjes en vrouwtje er hetzelfde uit: geelbruin met donkere vlekken. Ze gaan als jonge dieren weg van het water en zoeken warme beschutte plekken op om flink te jagen op insecten en om geslachtsrijp te worden. Als ze dat zijn keren ze terug naar het water om op zoek te gaan naar een partner en zich voort te planten. De mannetjes hebben dan een blauwe bestuiving over hun lichaam gekregen en scheren als blauwe pijlen boven het water op zoek naar vrouwtjes. Datzelfde geldt voor gewone oeverlibel. Ook hier kleuren de mannetjes blauw door een bestuiving op het lijf. Ze hebben een veel langer en dunner achterlijf en zitten graag op kale plekken op de uitkijk. Dat kan op het pad of langs de oever zijn, maar ze maken ook dankbaar gebruik van een zitbankje of prullenbak.

Drie nu goed vliegende libellen: platbuik (jong mannetje of vrouwtje), gewone oeverlibel (jong, net iets blauw bestoven mannetje & viervlek (foto’s: Kars Veling)
Naast genoemde soorten is ook de viervlek momenteel bijna niet te missen. Bij deze libel zijn mannetje en vrouwtje gelijk gekleurd. Ze zijn geelbruin met bruin en hebben beide opvallende zwarte vlekken in de vleugel. Ze zijn donzig behaard wat vaak opvalt als de zon er op schijnt. Je ziet de mannetjes vaak druk heen en weer vliegen en zeer regelmatig jagen ze razendsnel achter elkaar aan. Wil je deze en andere libellen te zien krijgen, ga dan nu op pad en zoek de mooie wateren: daar vind je de meeste.

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting