Franjehoeden determineren, een vak apart

Nederlandse Mycologische Vereniging
24-AUG-2016 - In eens waren ze er, massa's Franjehoeden op een plek waar laat in de winter snoeiwerkzaamheden hadden plaatsgevonden. De gesnoeide takken werden toen versnipperd met de versnippermachine, maar in plaats van de snippers af te voeren, werden ze aan hun lot overgelaten. Dat tot genoegen van een aantal paddenstoelenliefhebbers die de plek goed in de gaten hielden vanwege de verwachtte paddenstoelen.

Aan de randen van de snipperplek waren massa's Franjehoeden(Psathyrella's) tevoorschijn gekomen. In grote en kleine groepen markeerden ze de snipperplek. Niet op de dikke laag houtsnippers zelf, maar eromheen. Op de snipperlaag zelf kunnen later nog veel meer paddenstoelen tevoorschijn komen, waaronder soorten die echt afhankelijk zijn van houtsnipperhopen. Genoeg reden om de snipperplek voor langere tijd in de gaten te houden. Nu werden van elke soort Franjehoed een aantal exemplaren geselecteerd om meegenomen te worden voor microscopisch onderzoek. Dat valt niet mee omdat een aantal soorten franjehoeden in het veld niet met zekerheid van elkaar kunnen worden onderscheiden en zonder microscopisch onderzoek niet op naam kunnen worden gebracht. Er werden foto's gemaakt want het is treurig hoe weinig kwalitatief goede foto's de publiciteit weten te halen. Na determinatie thuis konden maar drie soorten worden onderscheiden, namelijk de Dubbelgangerfranjehoed (Psathyrella pseudogracilis), de Spaanderfranjehoed (Psathyrella marcescibilis) en de Bleke franjehoed (Psathyrella candolleana). Dat zijn soorten die weliswaar veel op houtsnippers voorkomen, maar niet echt afhankelijk zijn van houtspaanders en ook op strooisel of dood (wortel)hout in bossen of andere plaatsen kunnen worden gevonden.

Dubbelgangerfranjehoed onderscheidt zich van de Sierlijke franjehoed door de urnvormige cystiden op het lamelvlak

De Dubbelgangerfranjehoed heeft zijn naam te danken aan zijn gelijkenis met de Sierlijke franjehoed (Psathyrella corrugis f. fragilis) en is hiervan in het veld niet met zekerheid te onderscheiden. Het overtuigende verschil is van microscopische aard, waardoor microscopische determinatie van deze twee franjehoeden verplicht werd gesteld. Ook de Spaanderfranjehoed heeft dubbelgangers waardoor microscopische controle noodzakelijk is. De zeer algemeen voorkomende Bleke franjehoed is wel goed in het veld te herkennen. De meeste Franjehoeden zijn echter alleen met behulp van de microscoop te determineren. Van de 108 Nederlandse Franjehoeden moet bij bijna 90 soorten de microscoop eraan te pas komen. Van 53 soorten moeten ook collecties worden aangelegd, vaak in combinatie met een foto. 

Spaanderfranjehoeden onderscheiden zich vooral door een uniek hoedhuid

Duidelijkheid voor Franjehoeden

In Nederland komen 108 soorten Franjehoeden voor en 28 forma's (variëteiten). De meeste soorten zijn klein, dunvlezig, fragiel en onopvallend vanwege hun ingetogen kleuren. Donkere tot roodbruine, bruine, grijze en bleke kleuren met overgangen voeren de boventoon. De plaatjes zijn eerst lichtcreme tot grijs, maar worden later onder invloed van de sporenontwikkeling purper- tot roodbruin tot bijna zwart, maar nooit gevlekt. De sporenprint is grijs-, purper- of rood-bruin tot bijna zwart. De steel is glad of bedekt met vezeltjes en bezitten zelden een ringetje. De franje, vaak alleen op de hoedrand aanwezig, is bij veel soorten alleen in het eerste prille stadium te zien, hoewel deze groep hier wel zijn naam aan ontleend. De meeste franjehoeden zien er bij droog weer anders uit dan bij vochtig weer. Ze verbleken sterk onder droge omstandigheden (hygrofaan). Franjehoeden leven van dood organisch materiaal (saprotroof) en worden gevonden op de strooisellaag, snipperhopen, composthopen, op dood hout, op mest en op de grond in allerlei milieutypen. Al met al een groep van moeilijk uit elkaar te houden soorten. Toch is deze groep het troetelkindje van veel (amateur)mycologen. Nog niet zo lang geleden werden Franjehoeden afgeschilderd als een duistere groep van paddenstoelen, waar geen touw aan vast te knopen was. De man die daar verandering in heeft gebracht is Dr. Kits van Waveren. Zijn magnifieke boek "The Dutch, French and Britisch species of Psathyrella" van april 1985, bracht eindelijk duidelijkheid en hoewel inmiddels iets gedateerd wordt het nog steeds veelvuldig geraadpleegd.

Tekst en foto's: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging