Getijdeslak

Zeldzaam Getijdeslakje leeft nog steeds in de Biesbosch

Stichting ANEMOON
7-MEI-2017 - Bij recent onderzoek naar de Zeggekorfslak in Nationaal Park de Biesbosch, werden ook Getijdeslakjes waargenomen. Na afronding van de Deltawerken dacht men dat deze typerende zoetwatergetijdesoort zou verdwijnen. De slak leeft echter nog steeds in ons land, vooral in de Sliedrechtse Biesbosch komen nog relatief hoge dichtheden voor.

De Getijdeslak (Mercuria anatina) is een minuscuul slakje met een kegelvormig huisje, dat maximaal vijf millimeter hoog en drie millimeter breed wordt. In de mondopening zit een dun, ovaal, hoornachtig afsluitplaatje. De huisjes zijn van nature geelbruin, maar in het veld vaak donker tot zwart vanwege aangroei van modder en algen. De soort leeft vooral hoog in het zoet-brakwatergetijdegebied tussen (rijke) plantengroei op een modderig substraat. De slakjes worden ook aan de onderzijde van grote stenen gevonden in het middengedeelte van de getijdezone. In de literatuur wordt als zoutgehalte een range opgegeven van 0,5 tot 5,4 promille. Tijdens het recente onderzoek in de Biesbosch werd de slak aangetroffen in strooiselmonsters die verzameld waren in vegetaties van grote zeggen.

Getijdeslakjes. Twee bijna volgroeide exemplaren kruipend op een dood wilgenblad. Op de oudere delen van de huisjes is aangroei van modder zichtbaar

Voorkomen en status

De Getijdeslak is in ons land alleen bekend van de Biesbosch en enkele natuurgebiedjes in het benedenstroomse deel van de rivier de Rijn. Buiten Nederland komt de soort voor in Ierland, Engeland, Frankrijk, België en Duitsland. Ook in deze landen is het areaal aan leefgebied erg klein, door de afhankelijkheid van het specifieke zoetwatergetijdebiotoop. Een belangrijk deel van het Europese leefgebied ligt in Nederland. De Nederlandse populaties zijn daarom van internationaal belang, waardoor de soort de zogenaamde i-status heeft. Door de aanleg van de Deltawerken nam het areaal aan zoetwatergetijdegebied sterk af en is de soort achteruitgegaan. In de periode 1980-1990 werd de Getijdeslak in Nederland nauwelijks meer gemeld en kwam daardoor in de categorie 'ernstig bedreigd' op de Rode Lijst van de Nederlandse land- en zoetwaterweekdieren. De soort wordt ook vermeld op The IUCN Red List of Threatened Species.

Grienden waarin grote aantallen Getijdeslakken worden aangetroffen zijn soortenrijk en vanwege het voorkomen van zeldzame, kenmerkende plantensoorten in floristisch opzicht erg waardevol. Onder de (week)dieren kan de Getijdeslak zonder meer worden gezien als de belangrijkste soort van het zoetwatergetijdengebied.

Volgroeide getijdeslakjes tussen draadwier. Fraai en opvallend is de concentratie van goudkleurige pigmenten aan de basis van de tentakels

Typerende getijdensoorten

Als het natuurgebied de Biesbosch ter sprake komt, worden de Zeearend en de Visarend vaak als eerste genoemd. Hoewel deze fascinerende dieren aan de top van de voedselketen staan en steeds veel bekijks hebben, zijn dit strikt gezien geen kenmerkende soorten voor het zoetwatergetijdegebied. De écht kenmerkende, typerende soorten, die vooral te vinden zijn in de ondergroei van de wilgenvloedbossen, zijn bij het grote publiek maar weinig bekend. Het gaat om de Spindotterbloem, het Schedevloedmos en natuurlijk de Getijdeslak. In het Sterling- en Ottergriend, beide gelegen in de Sliedrechtse Biesbosch, komt dit gezelschap gezamenlijk voor, hetgeen in Europa uniek is. Langs de oevers van de takken van de Merwede, in getijdekreken en in getijdepolders treffen we nog een vierde getijdespecialist: de Driekantige bies. Vooral het voorkomen van dit viertal bepaalt in hoge mate de identiteit van de natuur van het zoetwatergetij.

Nog maar relatief kort bekend

Het voorkomen van de Getijdeslak in Nederland is nog niet zo heel lang bekend. De oudste vondst dateert uit 1944 en werd gedaan op het eiland Rozenburg, maar de exemplaren werden pas in 1957 als zodanig herkend. Kort daarna werd het voorkomen tijdens het eerste R.I.V.O.N. inventarisatiekamp in 1958 ook in de Brabantse en Dordtse Biesbosch vastgesteld. In de periode daarna zijn er meerdere malacologische (weekdier) excursies geweest in de Biesbosch. Op basis van de destijds verkregen informatie kan geconcludeerd worden dat de soort in dit omvangrijke zoetwatergetijdegebied algemeen tot talrijk was.

Schedevloedmos komt in Europa alleen plaatselijk voor in Norfolk, Engeland en in de Sliedrechtse Biesbosch. In het Sterling- en Ottergriend worden Getijdeslak, Spindotterbloem en Schedevloedmos tezamen aangetroffen, wat uniek is in Europa

Sterk achteruit gegaan maar toch nog aanwezig

Na een vondst in 1974 werd het stil rond de Getijdeslak in de Biesbosch. Van buiten de Biesbosch bleven er van enkele locaties langs de Oude Maas nog wel waarnemingen binnenkomen. Hierna wordt de soort pas weer in 1999 uit de Biesbosch gemeld. Uit een soortgerichte inventarisatie, uitgevoerd door Staatsbosbeheer, bleek dat de soort in de Brabantse en Dordtse Biesbosch nog maar weinig voorkwam en dat de aantallen laag waren. In de Sliedrechtse Biesbosch daarentegen werd de soort vaker en in grotere dichtheden aangetroffen. Door de directe verbinding via het Wantij heeft de Sliedrechtse Biesbosch nog een meer rechtstreekse verbinding met de zee via de rivier de Noord en de Nieuwe Waterweg. Het resttij in de Sliedrechtse Biesbosch is daardoor aanzienlijk groter dan dat in de andere Biesboschdelen; namelijk circa 70 centimeter tegen circa 20 centimeter in de Brabantse en Dordtse Biesbosch. Dankzij het onderzoek werd niet alleen duidelijk dat het Getijdeslakje inderdaad was achteruitgegaan, maar ook hoezeer de soort afhankelijk is van het zoetwatergetij.

Massale bloei van Spindotterbloemen in het Sterlinggriend (Sliedrechtse Biesbosch). Een bijzonder fraai voorjaaraspect

Recent onderzoek buiten de Sliedrechtse Biesbosch

Tijdens het recente onderzoek naar de Zeggekorfslak is de Getijdeslak niet in de Brabantse Biesbosch aangetroffen. In de Dordtse Biesbosch is tijdens deze inventarisatie niet gezocht, maar daar werd de soort tijdens steekproeven in zeggevegetaties een aantal jaren daarvoor ook niet gevonden. Het vermoeden bestaat dat de Getijdeslak in deze Biesboschdelen verder achteruit is gegaan en wellicht is verdwenen.

Onderzoek en waarnemingen gewenst

Alhoewel de Getijdeslak het meest kenmerkende dier van het zoetwatergetijdengebied is en de Nederlandse populaties van groot internationaal belang zijn, is de soort niet opgenomen in landelijke monitoringprogramma’s.

Vanwege het beoogde herstel van het getij (Kierbesluit) in het benedenrivierengebied en het Nationaal Park de Biesbosch, is het belangrijk dat ook deze onopvallende, specialistische en zeldzame slak spoedig in monitoring wordt betrokken. Het gedeeltelijk openstellen van de Haringvlietdam zal vermoedelijk invloed hebben op de verspreiding van de Getijdeslak en het is op voorhand niet te voorspellen of dit positief of negatief gaat uitpakken. Door oude vindplaatsen opnieuw te bemonsteren en op nieuwe locaties te onderzoeken, kunnen de gevolgen van het versterkte getij voor deze soort goed worden onderzocht en gevolgd.

In het Ottergriend in de Sliedrechtse Biesbosch leven nog vrij grote aantallen Getijdeslakken. Met name de smalle kreekjes die door de wilgenvloedbossen meanderen zijn geschikte habitats

Laat uw waarnemingen nooit verloren gaan

Waarnemingen van de Getijdeslak of andere weekdieren zijn bijzonder welkom en kunnen worden doorgegeven aan Stichting ANEMOON via Verspreidingsatlas.nl, via Telmee.nl of via Waarneming.nl. Deze waarnemingen zullen gebruikt worden voor het Atlasproject Nederlandse Mollusken (ANM), een landelijk vrijwilligersproject waarbij al onze weekdieren in kaart worden gebracht.

Tekst: Arno Boesveld, Stichting ANEMOON
Foto's: Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON (leadfoto: Getijdeslak); Arno Boesveld, Stichting ANEMOON