Franjeporiezwam neemt toe onder invloed van vermesting en klimaatopwarming

Nederlandse Mycologische Vereniging
18-JUN-2019 - Veel soorten paddenstoelen zijn sterk achteruit gegaan als gevolg van de stikstofverbindingen die via de atmosfeer al een halve eeuw over Nederland neerdalen in dertig tot vijftig kilogram per hectare. Maar natuurlijk zijn er ook soorten die daarvan profiteren. Eén daarvan is de Franjeporiezwam.

Vanouds was de Franjeporiezwam (Polyporus tuberaster) in het westen van Nederland vrij algemeen, maar ontbrak hij in de bossen op de arme zandgronden in het oosten. De laatste twintig jaar heeft hij zich echter gestaag uitgebreid: hij wordt nu ook regelmatig gevonden in de voorheen voedselarme eiken-berkenbossen, van Drenthe tot Brabant. De reden voor deze uitbreiding is tweeledig. Allereerst zijn de eertijds zo schrale hogere zandgronden in Oost-Nederland door vermesting voedselrijker geworden. Ten tweede: de opwarming van ons klimaat is gunstig voor de Franjeporiezwam, want het is een warmteminnende soort die ook in de ons omringende landen vooral in de zomermaanden tevoorschijn komt en het na september alweer voor gezien houdt.

Knol met een hieruit voortgekomen FranjeporiezwamAan het begin van de zomer van vorig jaar was de paddenstoel opvallend algemeen en uit het hele land kwamen meldingen binnen. Ook dit jaar hadden we een warm voorjaar en na de regenbuien van de afgelopen week is deze zwam alweer op veel plaatsen opgedoken.

De Franjeporiezwam is een zogenaamde gaatjeszwam. In plaats van lamellen heeft hij aan de onderzijde poriën waarin de sporen tot ontwikkeling komen. Hij leeft van de afbraak van dood hout en groeit op dode takken, stammen en stronken van loofbomen. Zijn naam ontleent deze zwam aan de wat schubbige hoedbekleding die langs de hoedrand overgaat in fijne franje. Het is een vrij kleine soort met hoeden die meestal niet groter zijn dan een centimeter of acht.

De Franjeporiezwam heeft als merkwaardige eigenschap dat hij soms zwarte vuist- tot voetbalgrote knollen vormt. Deze bevinden zich in de bodem, direct onder de tak, stam of stronk waar deze zwam op groeit. Zo'n knol bestaat uit een dichte knoedel zwamdraden, vermengd met ingesloten wortels, stenen en aarde. Wanneer een knol wordt uitgegraven, kan hij nog heel lang daarna ieder jaar weer Franjeporiezwammen produceren.

Tekst: Rob Crispijn, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Rob Chrispijn; F. Tjallingii