Handvaten voor het determineren van russula's

Nederlandse Mycologische Vereniging
4-DEC-2019 - Paddenstoelen uit de Compactae-familie zijn vaak lastig uit elkaar te houden. Ze hebben veel gemeenchappelijke kenmerken en de verschillen zijn vaak gering. In dit artikel beschrijven we hoe de zes verschillende soorten uit deze familie herkend kunnen worden. Wist je bijvoorbeeld dat sommige soorten uit elkaar te houden zijn door ze te proeven?

Grofplaatrussula met Poederzwamgasten

De groep rondom de Grofplaatrussula (Russula nigricans), die het makkelijkst te herkennen is uit de Compactae-familie, is best ingewikkeld. Zo'n russula wordt soms ook nog bezet door de Poederzwamgast (Asterophora lycoperdoides), die het determineren nog moeilijker kunnen maken. De zwarte hoed en grove wijde lamellen, en het vlees dat bij doorsnijden verkleurt van rood naar zwart, zijn onmiskenbaar voor de Grofplaatrussula.

Op het landgoed Zuylestein bij Amerongen dacht ik een bijzondere soort gevonden te hebben; bij nader inzien bleek het toch de Smalplaatrussula (Russula densifolia) te zijn. Zeker een interessante soort, maar niet zo bijzonder als de Scherpe grauwhoedrussula (Russula acrifolia) die ik dacht meegenomen te hebben. De verwarring is snel gemaakt: bij beide soorten kleurt het vlees, net als bij de Grofplaatrussula, bij doorsnijden van rood naar zwart en beide smaken scherp in de lamellen, hoewel de Scherpe grauwhoedrussula zeer scherp smaakt. Mocht de bleke hoedrand van de Smalplaatrussula niet opvallen, dan brengt de microscoop uitkomst; de hoedhuid heeft een andere structuur (veel wijdere hyfen) dan die van de Scherpe grauwhoedrussula. In de literatuur wordt ook gewezen op het kleverige en daardoor glanzende hoedoppervlak van deze soort ('spekkig'). De Scherpe grauwhoedrussula blijft nog even op mijn verlanglijstje staan.

Smalplaatrussula

Dan is er nog de Antracietrussula (Russula anthracina), die ook in dit rijtje thuis hoort. Op de foto is bij het liggende exemplaar een roze schijn te zien op en tussen de lamellen, een uniek kenmerk binnen de subsectie Nigricanthinae. Het vlees verkleurt direct zwart bij aanraking en/of doorsnijden en er is geen duidelijke overgang van rood naar zwart te bespeuren.

Antracietrussula

De lamelsnede is al pekzwart voordat de rest van de Antracietrussula donkerder wordt. Hoewel overwegend mild van smaak, worden de lamellen pas na een tijdje op de tong langzaam scherp. De Zwartwitte russula (Russula albonigra) is met name gekenmerkt door de mentholsmaak bij proeven, er ontstaat een verkoelend gevoel op de tong. Verder is de tegenstelling tussen de roomwitte lamellen en de intens zwarte vlekken op de hoed, die aanvankelijk wittig is, een duidelijk kenmerk van deze soort. Vooral de dicht opeen staande lamellen wijken sterk af van die van de Grofplaatrussula, waarop deze soort op het eerste gezicht lijkt.

Rookrussula

Tenslotte is er nog de Rookrussula (Russula adusta), een soort van naaldbossen (den) op zure (zand)bodem. De soort heeft hoeden die tot twintig centimeter kunnen worden. De kleur is bleekwit met donkere (grijze) zones en soms valt de opgezwollen en deels ingesnoerde steelbasis op met de vouwen en strengen die op de steel naar boven toe oplopen. De milde smaak en de geur naar leer zijn bijkomende kenmerken.

Tekst: Bert Tolsma, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Toon van Overbeek (leadfoto: Antracietrussula); Wim Appelhof; Jaap Wisman