Terreingebruik van grote grazers in het Noordhollands Duinreservaat

PWN
14-AUG-2020 - In 2018 is in het deelgebied Castricum-Heemskerk van het Noordhollands Duinreservaat gestart met integrale begrazing. Het doel hiervan is om op zo natuurlijk mogelijke wijze de natuurdoelstellingen voor het gebied te realiseren. De grote grazers helpen bij het openhouden van de duingraslanden, roepen het oprukken van exoten een halt toe en dragen bij aan meer diversiteit in de bospercelen.

Waar het gebied eerst was onderverdeeld in verschillende afgesloten begrazingscompartimenten, kunnen nu alle kuddes vrij door het hele begrazingsgebied bewegen. Om meer inzicht te krijgen in het terreingebruik en de verspreiding van de grote grazers na het openstellen van het gebied, is van elke kudde een dier uitgerust met een gps-zender. Bij de Schotse hooglanders hebben de leidkoeien van elke kudde een gps-halsband om en bij de exmoorpony's en de geiten kreeg in elke kudde een mannelijk dier een gps-halsband.

Vanaf november 2018 zijn elk uur de locaties van de verschillende kuddes geregistreerd. Op deze manier is er inmiddels ruim een jaar aan data beschikbaar over de beweegpatronen van de kuddes in het terrein. Door dichtheden van de grote grazers te koppelen aan vegetatiekaarten kan in kaart worden gebracht welke habitats en terreindelen het meest gebruikt worden door de verschillende kuddes. Student Maarten Looijenga ging hiermee voor PWN aan de slag, wat resulteerde in een aantal interessante bevindingen.

Dichtheden in de verspreiding van de kuddes over het duinterrein. Van links naar rechts: hooglanders, pony’s en geiten. Hoe roder de kleur hoe vaker het terreindeel is bezocht

Schotse hooglanders

Uit dit onderzoek blijkt duidelijk dat de zeven kuddes Schotse hooglanders elk hun eigen territorium (of ‘home range’) hebben binnen het gebied. De grenzen van deze territoria worden nauwelijks overschreden. Binnen de afzonderlijke territoria wordt door de hooglanders nagenoeg het hele gebied gebruikt. Wat opvalt is dat de kuddes graag verblijven in de percelen waar PWN bosbeheer heeft uitgevoerd, zoals het omvormen van naaldbos naar open duin of het dunnen van loofbos. Daarnaast is de beschikbaarheid van water een belangrijke factor in het bepalen van het verspreidingspatroon. De dieren verplaatsen zich met name via het struweel.

Pony’s

De twee gezenderde kuddes pony’s bewegen zich over het hele begrazingsgebied en hebben geen vaste territoria. De dieren zijn het vaakst te vinden in halfopen tot open terrein, veelal in het westelijk gelegen deel. De pony’s kiezen voor paden en open terreindelen om zich te verplaatsen (in tegenstelling tot de hooglanders en geiten die een voorkeur hebben voor struweel). Ook de pony’s brengen relatief veel tijd door in bosbeheerpercelen en op plekken waar water beschikbaar is.

Geiten

Bij de kudde geiten valt direct op dat de dieren zich nauwelijks in het noordelijke deel van het terrein begeven. Ze hebben hier slechts eenmaal een week doorgebracht. Verder is opvallend dat de kudde meestal verblijft in de zoom en mantel van verschillende vegetatietypes. Net als de hooglanders trekken de geiten met name door het struweel als ze zich verplaatsen.

Algemene conclusies

De verspreiding van de kuddes is niet gelijkmatig verdeeld over het hele gebied. Er zijn duidelijk terreindelen waar de kuddes zich veel vaker bevinden dan andere delen. Met name de meer open terreindelen en de percelen waar bosbeheer is uitgevoerd lijken favoriet. De bosgebieden lijken bij geen van de typen grazers de voorkeur te hebben. Belangrijke kanttekening is dat de hoeveelheid tijd die in een bepaald habitat wordt doorgebracht niet direct gekoppeld kan worden aan het effect op dat betreffende terreindeel. Dit hangt af van het type activiteit (grazen, herkauwen, rusten) dat hier door de grazers wordt uitgevoerd. Vervolgonderzoek zou kunnen zijn om dag- en nachtpatronen te onderscheiden en gedragswaarnemingen in het veld te koppelen aan vegetatietype.

Jacobs Selection Index van exmoorpony’s en Schotse hooglanders per habitattype. Mean Selection Index positief = voorkeur voor het habitattype; negatief = habitattype wordt ontweken. MD = loofbos, MP = naaldbos en MS = struweel

Wat verder opvalt is dat er duidelijk verschillen zijn tussen de soorten grote grazers. De pony’s bewegen zich door het hele gebied, maar hebben een voorkeur voor de westelijk gelegen delen. De hooglanderkuddes hebben elk een eigen territorium en vertonen daarnaast net als de geiten een voorkeur voor het zuidelijke deel van het begrazingsgebied. De geiten mijden het noordelijke gebied zelfs volledig. Mogelijk vormen de twee relatief nauwe corridors een barrière voor de verspreiding, maar ook leeftijd en geschiedenis van de kuddes kunnen een rol spelen. De dieren blijven de komende tijd gezenderd voor meer inzicht in de verspreiding, de voorkeurshabitattypes en het effect op de vegetatie. Ook zullen eventuele seizoensverschillen en variaties in de tijd duidelijker naar boven komen.

Tekst: Myrthe Fonck, PWN (met dank aan Maarten Looijenga)
Foto: Evert Jan Woudstra
Figuren: PWN