Kamsalamanders bij een poel

De kamsalamander: macho-draakje in de poel

Provincie Overijssel
31-AUG-2021 - Je hebt mannen die met een laffe versiertruc wegkomen, en je hebt mannen die er echt werk van maken. De kamsalamander hoort zeker bij die laatste groep. Als je geluk hebt, kun je rond deze tijd zijn nakomelingen aan land zien gaan of onder een boomstronk vinden.

Als een kamsalamandermannetje in het voorjaar op vrijersvoeten gaat (vaak al in februari of maart, als het niet al te koud is en flink regent) trekt Moeder Natuur eerst alles uit de kast: over zijn hele rug verschijnt een stekelige rand, de kam dus. Hij lijkt wel wat op een draakje, met die mooie versiering. En als klap op de vuurpijl heeft hij ook nog een stevige staart om mee te zwaaien naar potentiële partners. 

Minnaar

Het vrouwtje heeft maar een kleine kam en is dus danig onder de indruk van de opsmuk. Ze schuifelt achter hem aan over de bodem van de poel. Hoe goed hij ook is in indruk maken, een geweldige minnaar is het niet: hij laat een pakketje zaad plompverloren achter zodat het vrouwtje het in haar lijfje kan doen. Hij kijkt vervolgens niet meer achterom en laat het aan het vrouwtje over om de tientallen bevruchte eitjes netjes af te zetten. Vaak legt ze de eitjes in bladeren van bijvoorbeeld het moerasvergeet-me-nietje. De kleine bladeren worden met de achterpoten keurig om het eitje gevouwen om in de boze wereld vol vijanden toch nog enige bescherming te hebben. Inmiddels zijn uit de eitjes al larven gekomen, die in de zomer opgegroeid zijn tot volwassen salamanders. Nu is de tijd dat je, met veel geluk, deze volwassen salamanders het land op kunt zien kruipen.

Kritisch

Oudere Overijsselaars kunnen zich vast nog herinneren dat ze vroeger met een schepnet een sloot of poel in gingen, en dat het dan altijd prijs was: stekelbaarsjes, kikkervisjes, salamanders, alles in overvloed. Maar met dieren die kritisch zijn op hun leefomgeving gaat het al jaren niet zo goed. De kamsalamander is er daar één van. Ze houden van kleinschalige landschappen met wat bos, heggen en struiken. Door de grootschalige landbouw zijn er daar steeds minder van. En de ideale poelen (het liefst wel een meter of twintig in doorsnee), met waterranonkel en fonteinkruid, zijn ook niet dik gezaaid.

Kamsalamanders

Kannibaal

Gelukkig worden kamsalamanders nog wel gezien in het IJsseldal, Vechtdal, bij Steenwijk en in het oosten en zuiden van Twente. En waar deze grote versierder woont, hebben ook andere salamanders, wantsen, en libellen het naar de zin. Als je zelf kamsalamanders wil zien, kun je het best in april gaan zoeken. Neem in de avond een sterke zaklamp mee en schijn in de poel. Meestal zwemmen de dieren erg hard weg, maar soms heb je geluk en kun je deze waterdraak in vol ornaat zien zitten. Boven water ligt de kam vaak plat op de rug, in het water staat deze overeind en is dan het beste te zien.

De kamsalamander eet vooral insecten en larven, de nakomelingen verorberen watervlooien. Een volwassen kamsalamander is soms ook een kannibaal; een kleinere soortgenoot gaat er ook wel in.

De kamsalamander wordt natuurlijk zelf ook gegeten. Het meest gevaarlijk zijn nog de stekelbaarzen. Als zij een enkel hapje nemen kan dat geen kwaad, maar heel veel kleine hapjes aan ei of larve zijn dodelijk. Visvrije poelen zijn dus het beste.

Oranje buik

Mocht je tijdens een excursie met een boswachter ooit kamsalamanders kunnen observeren, neem dan zeker een spiegel mee of draai het diertje voorzichtig op de rug. Want behalve de mooie kam aan de bovenkant heeft dit dier ook nog een prachtige oranje buik met zwarte vlekken. Zo’n mooi opgedirkt draakje kom je niet alle dagen tegen. En maak vooral een foto, want als je jaren later weer een kamsalamander tegenkomt kun je kijken of je de oude vriend weer hebt ontmoet. De buiktekening is namelijk als een vingerafdruk voor mensen: elk dier heeft z’n eigen print.

Wil je meer gewone en bijzondere dieren en planten zien? Kijk dan op Nature Today | Go of kijk wat jij kan doen voor groen op natuurvoorelkaar.nl.

Tekst: provincie Overijssel
Foto: Ruben Vermeer