Vogelkersheksenbezem

De Vogelkersheksenbezem, een mooie schimmel in struiken en bomen

Nederlandse Mycologische Vereniging
25-MEI-2023 - De Vogelkersheksenbezem is een schimmelsoort die je alleen in het voorjaar kan tegenkomen. De afgelopen dagen is deze soort verspreid over Nederland veel waargenomen. Als je een zoekbeeld hebt, kan het makkelijk zijn om ze te vinden. Maar je moet wel omhoog kijken en ze behoren tot de categorie ‘klein spul’.

Heksenbezems, vlaggen en bladblazen, dat zijn de vormen die in het schimmelgeslacht Taphrina voorkomen. Ze horen bij de zakjeszwammen, de Ascomyceten. In Nederland zijn tien Taphrina-soorten bekend. Allemaal leven ze parasitair op planten en ze zijn allemaal waardspecifiek. Om ze te vinden moet je dus eerst de waardplant vinden.

De Vogelkersheksenbezem (Taphrina padi) groeit alleen op de inheemse Vogelkers (Prunus padus). De schimmel tast de bloemen aan; door die infectie verdikken de bloembodem, de meeldraden en het vruchtbeginsel zich tot een gal.

Van deze bloemtros zijn alle bloemen geïnfecteerd en tot gal geworden. De 'schoteltjes' zijn al verdord, maar blijven aan het 'hoorntje' vastzitten

De bloem van de Vogelkers bestaat uit een bloembodem die een kommetje vormt waarin het bovenstandige vruchtbeginsel staat. Op de rand van de bloembodem staan de kroon- en de kelkbladen en de twintig tot dertig meeldraden ingeplant.

Als reactie op de schimmel gaat de plant een gal vormen, de bloem verdikt zich tot een gal. De gal van de Vogelkersheksenbezem bestaat uit twee delen: een ‘schoteltje’ en een ‘hoorntje’. Het schoteltje wordt gevormd door de verdikte, ‘vergalde’, bloembodem en meeldraden; de meeldraden zijn daarbij teruggekromd. Dit schoteltje is heel vaak opvallend rood gekleurd. Het vruchtbeginsel groeit uit tot een hoorntje: een langgerekte, smalle gal met toegespitste, uitgerekte top, 20 tot 45 millimeter lang, vaak wat gekromd en in het begin met rode tinten. Stijl en stempel van het vruchtbeginsel blijven aanwezig en vormen het puntje op de top van de gal. Aan de buitenkant van schoteltje en hoorntje vormen zich de asci waarin zich de sporen bevinden.

Bij niet-geïnfecteerde bloemen verdroogt de bloembodem met kroon, kelk en meeldraden en valt na de bloei af. De vruchten rijpen tot kleine, zwarte kersjes van circa zes tot acht millimeter doorsnede.

Een jonge bloemtros, met zowel aangetaste bloemen als gezonde, niet-aangetaste bloemen. De gallen van de aangetaste bloemen bestaan uit een 'schoteltje' en een 'hoorntje'. Op enkele van de schoteltjes en hoorntjes is de rode kleur duidelijk zichtbaar

Bij geïnfecteerde vruchten valt de bloembodem niet af. Voor deze gal is de aanwezigheid van de vergalde bloembodem een belangrijk kenmerk. De hele gal verdroogt tenslotte en valt in z’n geheel (dus schoteltje plus hoorntje) in de zomer af.

De bloeitijd van de inheemse Vogelkers is eind april-mei; in die periode moet je beginnen te zoeken naar deze gallen. Als de boom is uitgebloeid blijven de gallen nog wel een tijdje aan de boom zitten. Op dit moment zijn de ‘schoteltjes’ al aan het verdorren maar de ‘hoorntjes’ zijn juist nu heel goed zichtbaar. Maar je moet wel omhoog kijken, naar de takken van de struik of boom waar de restanten van de bloemtrossen hangen.

Van de verwante soort Perzikkrulziekte (Taphrina deformans) is bekend dat de aantasting ontstaat in het vroege voorjaar gedurende de periode dat de knoppen uitlopen en de boom bloeit. Daarbij is het nodig dat het een lange periode nat is, want alleen bij regen kan deze schimmel infecteren. Het lijkt erop dat dat ook geldt voor de Vogelkersheksenbezem.

Tekst en foto’s: AnnaElise Jansen, Nederlandse Mycologische Vereniging (leadfoto: kijk omhoog naar de takken van de struik of boom, waar de bloemtrossen hingen. Op de leadfoto zijn meer dan honderd gallen te zien. Het lijken wel vruchten, maar dat zijn het niet. Vruchten van de Vogelkers zijn klein (zes tot acht millimeter) en bolrond, als een kers)