Is het Weerhuisje een mooie verwant van de aardappelbovist?

Nederlandse Mycologische Vereniging
3-NOV-2023 - Afgelopen weekend hoorden we van vondsten van het Weerhuisje in het Goois Natuurreservaat. Veel mycologen herkennen deze stuifzwam direct uit de boeken. Veel mycologen hebben deze opvallende soort echter nog nooit in het echt gezien. Anders dan de weerhuisjes die je aan de muur kunt ophangen als een klein weerstation. Vooral de ouderen onder ons zijn hiermee opgegroeid.

Het Weerhuisje (Astraeus hygrometricus, RL: Bedreigd) is een kleine tot middelgrote aardster met sterk hygroscopische, dikke, aan de binnenzijde meestal gebarsten slippen. Het is eigenlijk geen aardster maar meer verwant aan de aardappelbovist (buikzwammen en verwanten). Het grijsbruine bolletje heeft een ruw vezelig oppervlak en een onregelmatig openscheurende, vormeloze opening. Ze komt tevoorschijn tussen eind augustus tot eind november. Ze komt vooral in Midden-Nederland voor in de centrale pleistocene regio (de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug) en in Zuid-Limburg. Vroeger kwam ze ook voor op enkele plaatsen op oude strandwallen. In Nederland is het Weerhuisje vrij zeldzaam, in België zeer zeldzaam. In Europa is ze algemeen in het mediterrane gebied, maar wordt naar het noorden toe zeldzamer. De noordgrens van haar areaal ligt vermoedelijk ter hoogte van Nederland, Duitsland en Polen.

Weerhuisje (Astraeus hygrometricus)

In Nederland is het Weerhuisje uitgesproken kalkmijdend, in Zuid-Europa wordt ze echter ook op kalkhoudende bodem aangetroffen. Het Weerhuisje leeft in symbiose met meerdere loofbomen en struiken. Ze groeit meestal in loof- en gemengd bos en lanen op voedselarme zandgronden, met een voorkeur voor zonnige plaatsen. Er is een sterke achteruitgang geconstateerd, waardoor de soort uit de duinen is verdwenen. Ook gaat het niet goed met de soort in de centrale pleistocene regio. Het Weerhuisje is daarom op de Rode Lijst gezet in de categorie 'Bedreigd'.

Weerhuisjes behoren tot de gasteromyceten of buikzwammen

Weerstations

Vroeger – en in mindere mate tegenwoordig – hadden veel huizen een weerhuisje in huis hangen waarop je kon zien hoe droog of vochtig de lucht eigenlijk was. Er zaten twee deurtjes in het weerhuisje met een mannetje en een vrouwtje ervoor. Als het vrouwtje naar buiten kwam, was het altijd mooi droog weer en als het mannetje naar buiten kwam, was het vochtig en dus regenachtig weer. Vaak had het mannetje, als die naar buiten kwam, een open parapluutje boven zijn hoofd om aan te geven dat er slecht weer te verwachten was. Tegenwoordig werkt dit systeem niet meer goed, omdat huizen tegenwoordig met een thermostaat op temperatuur gehouden worden. En tegenwoordig kun je weerstations aanschaffen die je precies kunnen vertellen wat voor weer er speelt.

Weerhuisje (Astraeus hygrometricus)

Oostenrijkse herkomst

Die ouderwetse weerhuisjes werkten op de eigenschappen van een paardenhaar. Bij vochtig weer is de paardenhaar wat langer, waardoor het mannetje naar buiten draaide. Tegenwoordig heb je nog andere materialen die ook werken. Omdat  weerhuisjes zich tegenwoordig in een ruimte bevinden waar het klimaat kunstmatig in stand wordt gehouden, heb je er meteorologisch gezien natuurlijk niets meer aan. Overigens zijn de mooie houten weerhuisjes echte hebbedingetjes en worden door toeristen vaak gekocht, onder andere in het Zwarte Woud en delen van Oostenrijk, het oorspronkelijke land van herkomst. De in het Goois Natuurreservaat aangetroffen Weerhuisjes bevinden zich in de buitenlucht en werken daardoor zoals het hoort. Er komt weliswaar geen poppetje naar buiten, maar de slippen van de stuifzwam buigen zich naar boven bij droog weer en vouwen zich weer terug naar de bodem bij vochtig weer. Ze zijn dus op z’n mooist en in vol ornaat te zien bij vochtig weer.

Weerhuisjes gaan achteruit

Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto’s: Piet Brouwer