Vaker griezelige visparasieten op Noordzeevis

Stichting ANEMOON
1-NOV-2020 - Dit voorjaar, in mei 2020, ving een kotter in de Noordzee ter hoogte van Schouwen een Mul met op de kop vastgehecht een grote griezelige, bloedzuigende parasiet. Hoewel zeldzaam, werden zulke huiveringwekkende parasieten al eerder op Noordzeevis gezien. Er zijn zelfs aanwijzingen dat ze toenemen.

“Ondertussen vingen wij in het Nederlandse deel van de Noordzee, zuid van het 'Gaatje van Ellen' een Schol, met op de onderkant van z'n staart twee rare beestjes. Van de bemanning had nog nooit iemand deze beestjes gezien.”, aldus Koos Boersen, schipper van de TX-94. De genoemde Schol werd op 5 september 2017 gevangen in het Nederlandse deel van de Noordzee, ongeveer ter hoogte van Den Helder. De betreffende rare beestjes zijn de zeldzame vertegenwoordigers van een in water levende pissebeddenfamilie Cymothoidae (orde Isopoda). Dit zijn obligate visparasieten die soms voor de grap ook wel ‘vissebedden’ genoemd worden. De dieren lijken op luizen, zowel uiterlijk als qua leefwijze: ze zuigen onder andere bloed.

Wereldwijd zijn circa vierhonderd soorten luispissebedden bekend, waaronder enkele tientallen uit Europa. Ze leven vooral in warmere en ondiepe wateren, zowel zoet als zout. Hoewel er soorten zijn die wel tien centimeter lang kunnen worden, blijven de Europese vertegenwoordigers meestal tussen de tien en vijftig millimeter en hebben ze een meer zuidelijke verspreiding. Behalve langs de kusten van de Middellandse Zee zijn ze gevonden langs de Atlantische kusten van Spanje, Portugal, Frankrijk en Zuid-Engeland. In de Noordzee lijkt deze familie haar noordgrens te bereiken.

Zeer recent publiceerden Horton & Baillie een overzicht van de Cymothoidae van het Verenigd Koninkrijk, waarbij ze een stijging van meldingen van deze ectoparasitaire soorten signaleren. Zij noemen geen Britse exemplaren uit de Noordzee, maar alleen vondsten van de zuid- en zuidwestkust van Engeland. Uit de Nederlandse wateren zijn echter wel degelijk meldingen bekend, waaronder meerdere recente.

Nederlandse luispissebedden

Dr. L.B. Holthuis van Naturalis was gedurende ruim zestig jaar de grootste pissebeddenspecialist van ons land. In zijn deel van de Fauna van Nederland uit 1956 kon hij nog geen leden van deze familie noteren. Het eerste geval deed zich pas voor in 1964. Halverwege de jaren zeventig werden ook exemplaren van een tweede soort gevonden. Over beide gevallen is door Holthuis gepubliceerd. De laatste jaren zijn er meerdere recente waarnemingen gedaan. In bijna alle gevallen komen deze van vissers en onderzoeksinstituten.

Leefwijze

Als aanpassing aan hun parasitaire leefwijze bezitten de hier genoemde soorten zeven paar looppoten die in een scherpe punt uitlopen. Daarmee kunnen ze zich zeer stevig vastgrijpen in de huid van hun gastheer. Volwassen dieren lijken een sterke voorkeur voor bepaalde vissoorten te hebben en zitten vaak ook op een specifieke plek op de gastheer vastgehecht. Meestal zijn ze te vinden aan de buitenzijde van de vis op de romp, bij de kop, bij de anus, of op de staart. Maar er zijn ook soorten die een plekje zoeken in de mondholte, tussen de kieuwen of op de tong, terwijl sommige soorten zich zelfs in het vlees van de vissen ingraven. Zij doen zich tegoed aan het weefsel en bloed van de gastheer. De dieren in deze familie zijn in tegenstelling tot de meeste andere pissebedden protrandrisch hermafrodiet. Dat wil zeggen dat ze na enkele larvestadia eerst zaadcellen gaan produceren en dus mannelijk zijn, maar dat hij bij het ouder en groter worden over kan gaan tot het produceren van eicellen en een broedbuidel en zij zo een vrouwtje is geworden. Soms zijn mannetje en vrouwtje op dezelfde gastheer te vinden.

Toename uit het zuiden?

Er zijn in ons land meerdere onderzoeksinstituten die vissen onderzoeken. Op het eiland Texel alleen al zijn twee instituten, die beide in de waarnemingen over luispissebedden een hoofdrol spelen. In de eerste plaats het NIOZ (het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee), waar in het verleden nogal eens bijzondere vondsten van vissers werden aangebracht en waar men al meer dan vijftig jaar visvangsten bemonstert. De vissen worden in het zomerseizoen met behulp van een fuik bij de Kom, vlak bij het instituut, gevangen en dagelijks onderzocht. Het andere instituut is Ecomare waar men de laatste jaren van vissers interessante vangsten binnenkreeg van de twee tot nog toe uit ons land bekende soorten luispissebedden.

De Kopzittende luispissebed Anilocra frontalis, grijpt zich het liefst vast op een plekje direct achter het oog van de vis (zie ook leadfoto)

Kopzittende luispissebed (Anilocra frontalis)

Het eerste exemplaar van deze soort werd in november 1964 gevangen door de Helderse trawler HD 4 (53.33 Noord; 4.02 Oost) en aangebracht bij het NIOZ. Holthuis publiceerde deze vondst in 1972 en gaf een nauwkeurige beschrijving van dit dier, toen nog onder de naam Anilocra physodes. De gastheer was een Zeekarper (Spondyliosoma cantharus), een dwaalgast uit zuidelijke wateren. Holthuis meende zes jaar later, op gezag van recenter onderzoek, dat het nodig was de naam ter herzien in Anilocra frontalis. Sindsdien is deze soort gemeld van de oostkust van Engeland van een Mul (Mullus surmuletus), waarbij verdere gegevens ontbreken. Zoals al aangegeven in de leadtekst vingen in mei 2020 de kottervissers van de TX36 ook een Mul in de zuidelijke Noordzee ter hoogte van het eiland Schouwen (51.45 Noord; 2.05 Oost). Op de kop zat een derde exemplaar van Anilocra frontalis. Dit dier is momenteel te zien in Ecomare. Zeer recent (op 7 augustus dit jaar) meldde Krijn Zandburg ook nog een vangst van een Anilocra frontalis op een Mul die voor de Belgische kust was gevangen. Met afmetingen van 35 tot 45 millimeter zijn dit forse luispissebedden, waarvan je fink kunt schrikken.

Anaalvin van een Diklipharder Chelon labrosus met daarop vastgehecht een Gestekelde luispissebed Nerocila orbignyi waargenomen in juni 2020

Gestekelde luispissebed (Nerocila orbignyi)

Ook deze soort werd voor het eerst van onze kust gemeld door Holthuis. Deze en de vorige soort zijn uit elkaar te houden door te letten op de zijkanten van de laatste lichaamssegmenten en de eerste segmenten van het achterlijf. Bij Nerocila zijn duidelijke puntige uitsteeksels aanwezig, die vrijwel ontbreken bij Anilocra. Het ging om drie vangsten uit 1975, 1976 en 1977, afkomstig uit de NIOZ-fuik op Texel, die overigens gemeld werden onder de naam Nerocila maculata (deze naam wordt nu beschouwd als een jonger synoniem; de oudere naam Nerocila orbignyi is momenteel de correcte wetenschappelijke naam). Later zijn nog twee vondsten uit deze netten gemeld, te weten een exemplaar dat gevangen was op 20 november 1997 en onlangs een exemplaar dat de berichten van de Texelse Courant van 18 juni 2020 haalde. In alle gevallen ging het om gepigmenteerde pissebedden en was de Diklipharder (Chelon labrosus) de gastheer. De betreffende parasieten hadden een plekje gevonden vlakbij een van de vinnen (rug-, aars-, staart of buikvin). Ook hengelaars maken kans een vis met aanhang tegen te komen. Zo ving J. Tuitman in november 2002 een Blauwe wijting in het Malzwin, Texel, terwijl R. Knoesters in oktober 2020 een Zeebaars ving in het Calandkanaal (Europoort). Op beide vissen had zich een exemplaar van Nerocila vastgezet. Bij het exemplaar van 2020 zat deze op de staart, bij de andere is de hechtplaats onbekend. Uit Belgische wateren was tot voor kort slechts een enkele melding uit 1984 bekend van een gekookt exemplaar die door een garnalenvisser was aangevoerd. Daarna zijn er in oktober 2017 en september 2018 ook nog (ongekookte) exemplaren gemeld bij Nieuwpoort en bij Doel.

Bijzondere waarneming op een Schol

De al aangehaalde waarneming op een Schol is om meerdere redenen bijzonder. Deze vissoort was tot op heden niet als gastheer van deze luispissebed bekend. Omdat de parasieten zich bevonden bij de staartvin, op de niet gepigmenteerde zijde van de Schol, is de plek van de parasiet op de gastheer ook bijzonder. In rust ligt de vis immers met deze zijde op de bodem. De betreffende Schol werd op 5 september 2017 door de TX-94 gevangen in het Nederlandse deel van de Noordzee, ongeveer ter hoogte van Den Helder. Het gaat hier om twee volwassen Nerocila-vrouwtjes met broedbuidel, die beide circa 35 millimeter lang waren. Opvallend is dat deze exemplaren niet gepigmenteerd zijn.

Links: twee ongepigmenteerde vrouwtjes van de Gestekelde luispissebed op de bleke zijde van de staartvin van een Schol; rechts detail met de uitsteeksels aan de zijkanten

Caroline van Brunswick

Opmerkelijke namen

Dat voortschrijdende inzichten steeds weer invloed hebben op de wetenschappelijke naamgeving is bekend. Maar de naamgeving van een soort begint bij degene die de soort als eerste beschrijft. Deze 'ontdekker' mag dan zelf een naam bedenken. Binnen deze groep luispissebedden is het opmerkelijk dat de Engelse onderzoeker William Elford Leach bij het bedenken van nieuwe genusnamen, in negen gevallen anagrammen maakte van de naam Carolina of Caroline. Holthuis geeft aan dat op die manier namen als Cirolana, Anilocra en Nerocila in de wetenschappelijke literatuur terecht zijn gekomen. Of dit als compliment bedoeld was, was hem niet bekend. Volgens latere bronnen zou de betreffende dame Caroline van Brunswick zijn, de toenmalige kroonprinses en latere koningin van Engeland (1820). Zij was zeer geliefd bij het publiek, maar werd gehaat door haar gemaal Koning George IV, die tevergeefs probeerde van haar te scheiden wegens vermeende overspeligheid (een duidelijk geval van 'de pot verwijt de ketel'). Of zij wist en leuk vond dat ze op deze manier ook zou voortleven in de literatuur van de pissebedden, is onbekend.

Toename vanuit uit het zuiden?

Er is nu een klein maar groeiend aantal waarnemingen van deze soorten uit de Noordzee bekend. De mogelijkheid dat zij terrein winnen door de opwarming van het zeewater, zoals gesuggereerd door Horton & Baillie klinkt plausibel.

We zijn uiteraard benieuwd naar alle waarnemingen. Aan duikers en vissers, zowel die met schip als met de hengel, vragen we speciaal op te letten of ze nog andere vissen zien die zich door deze luispissebedden op de kop laten zitten (of elders op hun lichaam).

Tekst: Peter Huwae, Stichting ANEMOON en Strandwerkgemeenschap
Foto's: visser van de TX 36 (leadfoto: Mul (Mullus surmuletus) met op de kop boven het oog een groot exemplaar van de Kopzittende luispissebed (Anilocra frontalis)); Dennis Mosk, NIOZ; Koos Boersen (TX-94); National Portrait Gallery via Wikimedia Commons