Ascotis fortunata uit de familie van de Spanners, ook regelmatige bestuivers van Tweehartenorchis

Ook planten eten van twee walletjes

Naturalis Biodiversity Center
26-MRT-2022 - Tweehartenorchis is een orchidee die vrij algemeen is op de Canarische Eilanden. De soort bloeit vroeg in het jaar, een tijd waarin nog niet veel insecten rondvliegen om de orchidee te bestuiven. Toch toont de soort een hoge vruchtproductie, een teken van succesvolle bestuivingen. Onderzoek door Jean Claessens, verbonden aan Naturalis Biodiversity Center, onthult hoe dat kan.

De Nederlandse naam van Gennaria diphylla, Tweehartenorchis, is goed gekozen, want de soort is direct herkenbaar aan de twee hartvormige bladeren. De toevoeging 'diphylla' in de naam geeft aan dat de plant (gewoonlijk) twee bladeren heeft. De soort is zeldzaam in Portugal, Spanje, Frankrijk en Italië, maar vrij algemeen op Madeira en de Canarische Eilanden. De planten zijn geheel groen, met veel kleine, klokvormig geopende, naar één kant gerichte bloemetjes.

Tweehartenorchis heeft twee hartvormige, tegenoverstaande bladeren en kleine, klokvormig geopende bloemen

Tegen de schemering

Over de bestuiving van deze soort was zo goed als niets bekend. Vanwege de hoge productie van vruchten, de zogenaamde vruchtzetting, werd aangenomen dat de soort zelfbestuivend was. Oftewel, dat het stuifmeel op de stempel terecht komt van dezelfde plant. Tweehartenorchis bloeit vroeg in het jaar, als er nog maar mondjesmaat insecten rondvliegen. Daardoor veronderstelde men dat er dus ook geen kruisbestuiving plaats kan vinden. Tussen 2016 en 2020 onderzocht orchideeënexpert Jean Claessens groeiplaatsen van de soort op Madeira en de Canarische Eilanden, om die veronderstelling onder de loep te nemen.

Observaties overdag leverden niets op, en hij besloot om te onderzoeken of de plant soms door nachtvlinders bestoven werd. Eerder onderzoek naar de bestuiving van een andere, eveneens groene Canarische orchidee, Habenaria tridactylites, toonde aan dat deze bestoven werd door nachtvlinders. Gedurende een flink aantal dagen werden de groeiplaatsen tegen de schemering bezocht en gedurende een aantal uren geobserveerd. Jean vertelt: “Dat was geen gemakkelijke klus, want er moest flink geklauterd worden over lavapaden om de planten te bereiken. Vooral het terugkeren in het pikkedonker was geen echt genoegen, maar de inspanningen leverden wel wat op.”

Bij het linkse bloemetje is het stuifmeelklompje op de stempel gevallen (zelfbestuiving). Bij het rechtse bloemetje zitten brokstukken van stuifmeel op de stempel, terwijl de eigen stuifmeelklompjes nog in het helmhokje zitten. Hier is dus een bestuiver aan het werk geweest. Voor de foto zijn de bloembladeren verwijderd

Risicospreiding

Een Grasmot, een regelmatige bestuiver van Tweehartenorchis. Aan zijn tong kleven de pollenpakketjes

Uit het onderzoek bleek inderdaad dat de orchidee zelfbestuivend is, maar dat insecten, met name kleine nachtvlinders, ook een belangrijke rol spelen bij de bestuiving. Door het risico te verdelen over twee bestuivingsmethodes wordt de orchidee goed bestoven, zelfs in een insectenarme periode. Meer orchideeën maken gebruik van deze strategie: de in Nederland voorkomende Moeraswespenorchis (Epipactis palustris) wordt door insecten bestoven, maar als dat bezoek door bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden uitblijft, kan deze soort zich alsnog zelf bestuiven. En ook bij de zeldzame, in België voorkomende, Witte muggenorchis (Pseudorchis albida) zien we zowel zelfbestuiving als kruisbestuiving.

“Ook andere bloemplanten kunnen van bestuivingsstrategie wisselen indien de omstandigheden daar om vragen”, weet Claessens. “Gewoon speenkruid gaat over op zelfbestuiving als er geen insectenbezoek heeft plaatsgevonden. Andere bekende planten die dezelfde strategie hanteren zijn Hazenpootje, Gewoon barbarakruid, Gewone dophei en Grasklokje.”

De studie laat zien dat aanvullend onderzoek waardevol is. Claessens: “Gelukkig zijn planten in staat om zich aan te passen aan het uitblijven van insectenbezoek, een hoopgevende gedachte in deze tijd van insectensterfte.”

Meer informatie

Tekst: Jean Claessens, Naturalis Biodiversity Center
Foto’s: Jean Claessens