Ondanks de rui vertonen de vroegste Morinellen nog aardig wat van het fraaie zomerkleed (Foto: Philippe Vanmeerbeeck)

Van de toendra naar Vlaamse akkers

15-AUG-2013 - Hun bezoek is kort, ze zijn nooit echt talrijk en ze lijken wel op te gaan tegen de Vlaamse leem: Morinelplevieren. Na het broedseizoen op de toendra’s in het hoge noorden, trekken deze vogels rond deze tijd van het jaar opnieuw richting zuid. Ze vereren Vlaanderen jaarlijks met een korte tussenstop. Een moment waar akkervogelliefhebbers ieder jaar weer naar uitkijken.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]

Hun bezoek is kort, ze zijn nooit echt talrijk en ze lijken wel op te gaan in de Vlaamse leem: Morinelplevieren. Na het broedseizoen op de toendra’s in het hoge noorden, trekken deze vogels rond deze tijd van het jaar opnieuw zuidwaarts. Ze vereren Vlaanderen jaarlijks met een korte tussenstop. Een moment waar akkervogelliefhebbers ieder jaar weer naar uitkijken.

Smaken kunnen wel eens verschillen, maar een Morinelplevier in zomerkleed is niet te versmaden. Zijn opvallende wenkbrauwstreep, grijze borst, bleke dwarse borststreep en oranje buik met zwarte vlek geven hem, maar vooral haar, een bijzonder esthetische waarde.

Ondanks de rui vertonen de vroegste Morinellen nog aardig wat van het fraaie zomerkleed (Foto: Philippe Vanmeerbeeck)
Morinelplevieren broeden in het hooggebergte en op de afgelegen open toendra. Vooral het mannetje draait daarbij op voor de broedzorg. De hoogste aantallen vinden we in Noorwegen. Zweden en Finland herbergen een lager aantal broedkoppels maar ook Schotland heeft zijn bescheiden voorraad aan broedparen. Kleine, meer geïsoleerde populaties vinden we op grotere hoogte in de Alpen en in de Pyreneeën. In Nederland broedden tussen 1961 en 1969 enkele paartjes in de Noordoostpolder. De Europese broedpopulatie heeft het helaas niet voor de wind. Zo spreekt men de laatste 10 jaar over een afname van circa 30% (BirdLife International). Een schatting dat de totale Europese broedpopulatie circa 36.500 paren telt, is in hoofdzaak gebaseerd op cijfers uit de jaren 80 en is dus wellicht behoorlijk gedateerd.

In ons land is de Morinelplevier een eerder zeldzame doortrekker, op weg naar de woestijnen en halfwoestijnen in Noord-Afrika, waar ze overwinteren. Ieder jaar tussen 10 en 20 augustus worden steevast de eerste Morinellen gemeld in ons land, en slaat de zoekkoorts weer toe bij de akkervogelliefhebbers. Vanaf dan tot begin september kan je kleine groepjes aantreffen in het Vlaamse land, met een hoogtepunt in de laatste week van augustus. De eerste exemplaren doken de afgelopen dagen op in Friesland en gisteren, op 14 augustus, zaten de eerste vier vogels in België, met name bij Waremme. Het is dus een kwestie van uren of dagen vooraleer er andere plaatsen volgen.

Morinelplevieren houden van open landschap. Ze duiken wel eens op in de nog open delen van ruige havenvlaktes. Ook onze kustpolders worden vrijwel jaarlijks bezocht en enkele telposten kunnen geregeld Morinellen op de lijst bijschrijven. Maar de laatste jaren is gebleken dat het vooral de uitgestrekte leemplateaus in Vlaams- en Waals-Brabant zijn waar een hoge kans bestaat om de soort in de trekperiode aan te treffen. De vogels blijken daarbij bijzonder plaatsgetrouw. Hoewel de Vlaamse aantallen niet kunnen tippen aan de Waalse, lijkt vooral centraal Haspengouw, de streek tussen Landen en Bertem, hun voorkeur weg te dragen. En dat is geen toeval.

Ruimtelijke modellering van stopplaatsen van Morinelplevieren in België tijdens de najaarstrek, naar data uit www.waarnemingen.be. De hoogste aantallen situeren zich duidelijk op de Brabantse kouters maar ook de Henegouwse streek tussen Mons en Mettet wordt aardig bedeeld. In Noord-Limburg zien we de telpost Maatheide in Lommel (Figuur: Jean-Yves Paquet, Aves)
De uitgestrekte akkers in deze regio en met uitbreiding het open landschap van Zuid-Limburg vormen in de broedperiode een belangrijke thuishaven voor een aantal zeldzame broedvogels als Grauwe, Blauwe en Bruine kiekendief, drie soorten die net als de Morinelplevier zelf Europese bescherming genieten door hun vermelding op de Vogelrichtlijn. Ook Rode Lijstsoorten als Veldleeuwerik, Graspieper, Grauwe Gors, en Patrijs die in de rest van Vlaanderen sterk achteruitgingen kunnen hier nog standhouden. Bovendien vormen deze leemplateaus het laatste bolwerk van de Europese Hamster, die op het randje van uitsterven balanceert. Ondanks het feit dat deze leemplateaus bijzonder belangrijk zijn als leefgebied, doortrekgebied en/of overwinteringsgebied voor de genoemde zeldzame en regionaal of zelfs internationaal beschermde soorten, zijn ze niet beschermd als Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied.

Aangezien veel van deze soorten, waaronder de Morinelplevier, bijzonder plaatsgetrouw zijn, is het belangrijk deze open gebieden zo optimaal mogelijk te beschermen. Een goed zicht op de vaste pleister- en broedplaatsen laat ons toe gericht kwetsbare zones te definiëren, nuttig voor wanneer er ingrijpende infrastructuren worden ingeplant zoals windmolens of hoogspanningslijnen. De vaste locaties worden in deze periode regelmatig gescreend, maar mogelijk zijn er nog andere locaties waar deze soort ook voorkomt.

Morinelplevieren verdwijnen tegen de achtergrond van de Vlaamse leem. Zelfs een grote groep wordt soms gemist omdat er  over gekeken wordt (Foto: Philippe Vanmeerbeeck)
Een warme oproep dus om de velden in te trekken op zoek naar deze schoonheid. Richt je daarbij vooral op percelen met een lage en schaarse vegetatie zoals gerooide erwten- en vlasvelden of oppervlakkig bewerkte stoppelvelden. Hoewel ze in het najaar gemakkelijk te benaderen zijn, willen we toch oproepen voldoende afstand te houden en de dieren niet te verstoren. Ze hebben immers al hun energie nodig voor hun trek en overwintering.

En wie weet levert het bovendien nog andere leuke bonussen op zoals die uitzonderlijke Griel, een voormalige broedvogel in België, die we de laatste decennia gelukkig weer vaker op bezoek krijgen.

Waarnemingen kan je doorgeven via www.waarnemingen.be

Tekst: Gerald Driessens en Griet Nijs, Natuurpunt Studie
Foto's: Philippe Vanmeerbeeck