Gemaaid weiland

Moment van maaien vervroegt sneller dan eilegdatum kievit

De Natuurkalender, Wageningen University
11-MEI-2018 - De afgelopen week hebben boeren hun graslanden in heel Nederland op grote schaal gemaaid. Uit onze analyse blijkt dat gras de laatste 18 jaar 6 dagen eerder gemaaid wordt dan 20 jaar daarvoor. Het eerste kievitsei wordt maar 2 dagen eerder gevonden. Door klimaatverandering kan het aantal dagen tussen uitkomen van de eerste eieren en de eerste maaibeurt deze eeuw van 40 dagen nu naar 27 dagen gaan.

In het kader van De Natuurkalender vragen we mensen niet alleen de eerste bloeidatum van de gele lis of de eerste gierzwaluw door te geven. Sinds 2007 vragen we ook het moment waarop boeren voor het eerst hun grasland maaien voor kuilvoer. We willen met die waarnemingen vaststellen hoe veranderingen in weer en klimaat de timing van landbouwactiviteiten zoals maaien en oogsten bepaalt en hoe dat samenvalt met natuurlijke gebeurtenissen, zoals de eilegdatum van de kievit. Weidevogels hebben het de afgelopen 30 jaar zeer zwaar in ons land. De kievit is met 43% achteruit gegaan en de grutto zelfs met 57%. In hoeverre kan de klimaatverandering die gaande is invloed hebben gehad?

Trend van de populatieomvang van kievit en grutto sinds 1990 in Nederland. De omvang van de populatie in 1990 is op 100 gezet

Voorjaarstemperatuur bepaalt sterk maaidatum

Net gemaaid weilandNaast de tien jaar grasmaaiwaarnemingen van De Natuurkalender hebben we ook uit de periode 1982 tot en met 1991 maaiwaarnemingen van het Samenwerkingsverband Waterland in Noord-Holland. Deze data hebben we van het CLM gekregen. Van rond de 800 percelen is bijgehouden wanneer de eerste snede gedaan werd (elk jaar gemiddeld 150 percelen). Voor elk jaar hebben we de gemiddelde maaidatum bepaald. De variatie tussen de jaren is groot. In de Waterland-reeks zit er 26 dagen tussen het vroegste en laatste jaar. Bij De Natuurkalender-reeks is dat zelfs 32 dagen. Die variatie is voor ruim 80% te verklaren door de gemiddelde temperatuur in de maanden maart, april en mei.

Onderstaande figuur laat mooi het verband tussen de temperatuur en de maaidatum zien. Wat ook opvalt, is dat de lijnen (regressielijnen) vrijwel parallel lopen. Dit betekent dat de temperatuurrespons in de Waterland-reeks vrijwel gelijk is als in de Natuurkalender-reeks: in beide reeksen vervroegt de maaidatum ruim 7 dagen bij elke graad temperatuurstijging.

Opvallend is wel dat de gemiddelde maaidatum van de Waterland-reeks zo’n twee weken later  valt bij een gelijke temperatuur. Dit blijkt te komen doordat in de Waterland-reeks voor alle onderzochte percelen in een jaar de maaidatum is bepaald, gemiddeld 150 percelen per jaar. Sinds 2007 zijn er via De Natuurkalender jaarlijks maar weinig waarnemingen van eerste snede doorgegeven en dat betreft altijd meldingen van de vroegste velden in een gebied. Onderstaande figuur laat zien dat als we van elk jaar in de Waterland-reeks het gemiddelde van de 15 vroegste percelen berekenen die lijn goed overeenkomt met de Natuurkalender-reeks. Met het regressiemodel kunnen we nu voor jaren dat we geen waarnemingen van de eerste snede hebben een goede schatting maken. Van jaren in het verleden maar ook in de toekomst met gegevens uit klimaatscenario’s.

Relatie tussen de gemiddelde temperatuur in de maanden maart, april en mei en de gemiddelde eerste maaidatum van de Natuurkalender-reeks (blauwe stippen), de Waterland-reeks (rode vierkanten) en de Waterland-reeks maar dan het gemiddelde van de vroegste 15 percelen (groene driehoeken)

200 jaar eerste maaidata

De hierboven genoemde regressiemodellen voor eerste maaidatum hebben we losgelaten op de dagelijkse weergegevens in De Bilt van het KNMI voor de jaren 1901 tot en met 2018. Daarnaast hebben we met het KNMI'14-klimaatscenario Transformatieprogramma voor de jaren 2071 tot en met 2100 de maaidata bepaald. Hierbij zijn we uitgegaan van het scenario met de grootste temperatuurstijging (WH-scenario). Uit deze analyse blijkt dat de eerste maaidatum van de vroegste percelen in de laatste 18 jaar (sinds 2001) gemiddeld op 4 mei plaats vond. Dat is 6 dagen eerder dan het gemiddelde in de periode 1981 tot en met 1998. Het verschil is zelfs 11 dagen in vergelijking met de eerste 50 jaar van de vorige eeuw.

Start maaien rond 13 april eind deze eeuw

Aan het eind van de eeuw zal de gemiddelde lentetemperatuur 3,2 graden Celsius hoger liggen dan nu. Als we ervan uitgaan dat het gevonden model in die warmere omstandigheden nog steeds klopt dan zou de maaidatum nog 24 dagen verder vervroegen. In een gemiddeld jaar aan het einde van deze eeuw wordt de eerste snede dan al rond 13 april van het land gehaald!

Verloop van de waargenomen en gemodelleerde (Waterland-reeks en Natuurkalender-reeks) gemiddelde eerste maaidatum op basis van temperatuurmetingen in de periode 1901-2018 en het KNMI klimaatscenario voor de jaren 2071 tot en met 2100

Eerste eilegdatum kievit

Hoe reageren weidevogels op de stijgende temperaturen? Bewegen ze mee door steeds eerder te gaan broeden? Voor een eerste analyse hebben we gebruik gemaakt van waarnemingen van het eerste kievitsei. Het moment waarop elk jaar het eerste kievitsei in Friesland wordt gevonden is beschikbaar sinds 1897. De gemiddelde temperatuur in februari en maart blijkt in belangrijke mate het moment van eileg te bepalen. Net als bij de maaidata hebben we ook de eerste eilegdatum berekend op basis van het waargenomen weer en het klimaatscenario.

Uit de waarnemingen en het model blijkt dat het eerste kievitsei de afgelopen 18 jaar gemiddeld maar twee dagen eerder werd gevonden dan in de periode 1981 tot en met 1998. In die periode vervroegde het maaien met zes dagen. Aan het einde van de eeuw zal het eerste kievitsei nog eens twaalf dagen eerder gevonden worden (rond 2 maart) dan nu het geval is (13 maart). Dit is dus beduidend minder dan de vervroeging van 24 dagen die we berekenen voor de eerste snede.

Jongen krijgen steeds minder tijd

Kievit met jongenVolgens de website van de Vogelbescherming is de broedduur van de kievit 26 tot 29 dagen. De oranje lijn in onderstaande figuur ligt ieder jaar 29 dagen na het moment waarop het eerste kievitsei gevonden is/wordt. Waar de vroegste kievitsjongen tegenwoordig gemiddeld 40 dagen hebben nadat ze uit het ei komen totdat er gemaaid wordt, zal dat aan het einde van de eeuw nog maar 27 dagen zijn omdat maaidatum en eilegdatum bij gelijkblijvende trends steeds dichter bij elkaar komen te liggen.

Daarbij komt nog dat we in de bovenstaande berekeningen uitgaan van het eerste kievitsei. Tussen de eerste paren en de laatste paren die beginnen met broeden zit ongeveer een maand. In de toekomst zal een steeds groter deel van de kieviten nog zitten te broeden als er gemaaid wordt. Als deze verwachting uitkomt dan zal dat ongetwijfeld niet goed uitpakken voor de kievit. En wat betekent het voor weidevogels zoals de grutto die later beginnen met het leggen van hun eieren?  

Naast de berekende maaidata volgens het Waterland- en Natuurkalendermodel nu ook de vinddatum van het eerste kievitsei in Friesland (lichtblauwe lijn), de berekende eerste vinddatum (donkerblauwe lijn) en het berekende moment waarop de eerste eieren uitkomen (oranje lijn). De zwarte lijnen geven de verschillende trends weer.

Tekst: Arnold van Vliet en Wichertje Bron, De Natuurkalender, Wageningen University
Bron maaidata: Centrum voor Landbouw en Milieu en De Natuurkalender
Foto's: Arnold van Vliet en Piet Munsterman, Saxifraga

Wil je ook meedoen met het Natuurkalenderonderzoek? Kijk hier voor welke waarnemingen van eerstelingen in de natuur doorgegeven kunnen worden. Waarnemingen kun je doorgeven met je Nature Today account of anoniem.