Kweek je eigen mestpaddenstoeltjes

Nederlandse Mycologische Vereniging
15-JUL-2020 - Nu de laatste jaren de zomers droger en warmer worden, valt er voor liefhebbers van paddenstoelen minder te genieten. Gelukkig kunnen we in een verloren hoekje nog altijd een klein paddenstoelentuintje aanleggen. Met een beetje mest van paarden of runderen is dat in een ogenblik gebeurd.

Voor ons huis in Drenthe hebben we een stukje grasland liggen dat al meer dan twintig jaar begraasd wordt door de paarden van de buren. Af en toe gebruik ik wat van de mest voor onze composthoop. Eind jaren negentig had ik aan het begin van de zomer tijdelijk wat van die mest in een afgesloten cementkuip bewaard en toen ik een week later de deksel oplichtte, was de mest bespikkeld met spierwitte inktzwammetjes. Het lukte niet om ze op naam te brengen en daarom stuurde ik gedroogd materiaal naar inktzwammenspecialist Kees Uljé. Al een paar dagen later kreeg ik het antwoord: Coprinopsis trispora, een nieuwe Nederlandse soort die later de Driesporige inktzwam zou gaan heten. Inmiddels is deze inktzwam wel iets vaker gevonden, maar toch nog steeds erg zeldzaam.

Driesporige inktzwam, inzet met spore en bovenaanzicht driesporig basidium

Mestpaddenstoeltjes

In tijden dat er nauwelijks paddenstoelen zijn te vinden, is het spannend om wat mest van herkauwers te verzamelen en dat in een bakje op vochtig keukenpapier een paar dagen weg te zetten. Meestal verschijnen er dan mestpaddenstoelen. Deze term is een verzamelnaam voor een groot aantal soorten die hun voeding halen uit de vertering van strorijke mest. Op koeienvlaaien in productieweilanden zul je ze niet vinden. Maar waar koeien en paarden grazen in kruidenrijk grasland, produceren deze dieren mest die perfect geschikt is voor een groot aantal breeksteeltjes, kaalkopjes en vooral veel inktzwammen. Allemaal soorten waarvan de sporen in een hap gras eerst het maagdarmkanaal van een herkauwer moeten passeren voordat ze in de uitwerpselen kiemkrachtig worden. Daarna leiden ze nog even een slapend bestaan tot ze onder invloed van een paar regenbuien tot leven komen en beginnen te kiemen. 

Klein mesthazenpootje

Omdat ik nogal gemakzuchtig aangelegd ben, heb ik de hierboven beschreven handeling zelf niet zo vaak uitgevoerd. Maar soms zorgen toevallige omstandigheden voor eenzelfde resultaat. Eind juni had ik in de tuin een bult van ponypoep, bestemd voor de composthoop. Ik was nog maar net bezig om de mest te vermengen met keuken- en tuinafval, of ik vond de eerste inktzwammen. Een paar dagen eerder had ik de tuin gesproeid om ondanks temperaturen van dertig graden iets van de bloemenweelde in stand te houden. Deze hoeveelheid water was voldoende geweest om twee verschillende soorten inktzwammen tevoorschijn te laten komen: het Vals hazenpootje (Coprinopsis jonesii) en het Klein mesthazenpootje (Coprinopsis pseudoradiata). Allebei dus hazenpootjes, maar uiterlijk verschillen ze sterk in grootte en onder de microscoop zijn de verschillen nog groter. Het Vals hazenpootje heeft namelijk opvallend bolle sporen, ongebruikelijk voor soorten in deze groep. Eigenlijk wordt hij vooral op brandplekken gevonden, maar er zijn schaarse meldingen van oude mest. Het Klein mesthazenpootje is, zoals de naam al zegt, een typische mestpaddenstoel en ook echt klein, met spierwitte hoedjes van, in gesloten toestand, een paar millimeter hoog. Hij geldt als heel zeldzaam. Het is de vraag of dit werkelijk zo is. Misschien wordt er gewoon te weinig gekeken naar poep van paarden of runderen.

Vals mesthazenpootje, inzet met de opvallende ronde sporen

Zelf paddenstoeltjes kweken

Ik zou zeggen, wat let u? Verzamel wat poep van paarden of runderen uit een paardenweide of natuurgebied en laat dat enkele weken drogen. Leg de gedroogde poep dan op een beschaduwde, beschutte plek en giet er af en toe wat water overheen. Een klein beetje geduld, en verbaas u over wat er met enig geluk tevoorschijn komt uit wat mogelijk uw eerste mycologische experiment met gedroogde poep is.

Tekst: Rob Chrispijn, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Rob Chrispijn (leadfoto: Driesporige inktzwam); Eef Arnolds; Michel Beeckman; Guido van Boeckel