De afbeelding toont een laat-Pleistoceen landschap met wolharige mammoeten, paardachtigen, een wolharige neushoorn en Europese holenleeuwen met een rendierkarkas.

Het diverse dieet van de mammoet

Naturalis Biodiversity Center
4-SEP-2021 - Het huidige Arctische gebied is een desolate plek met uitgedund struikgewas, net in staat om rondtrekkende rendieren te ondersteunen. Vijftigduizend jaar terug, in het Pleistoceen, was het beeld totaal anders: grote kuddes wolharige mammoeten en steppebizons zwierven rond in het landschap. Hoe het landschap er toen precies uitzag en wat de dieren aten, is dankzij een nieuwe studie beter bekend.

“De meeste studies die Arctische vegetatie gedurende dit tijdsinterval bestuderen, kijken naar fossiele pollen en plantenresten. Hierdoor is het beeld ontstaan dat het landschap werd gedomineerd door grassen, ook wel de mammoetsteppe genoemd”, vertelt Marcel Polling van Naturalis Biodiversity Center, hoofdauteur van een recent gepubliceerd paper in het wetenschappelijk tijdschrift Quaternary Science Reviews. “Er zijn echter verschillende problemen met deze technieken. Resultaten van pollenanalyses worden bijvoorbeeld gedomineerd door soorten die grote hoeveelheden pollen produceren, zoals gras, terwijl goed bewaarde plantenresten uiterst zeldzaam zijn.”

Uitwerpselen van reuzen

Polling, samen met een internationaal onderzoeksteam, gebruikte een relatief nieuwe techniek om de Arctische vegetatie te ontcijferen: DNA-metabarcoding. Omdat de Arctische permafrost als een natuurlijke diepvriezer werkt, blijven DNA-fragmenten van planten en dieren vaak duizenden jaren perfect bewaard in de uitwerpselen van de Pleistocene reuzen. Dit stelt onderzoekers in staat eeuwenoud DNA op te sporen en te vergelijken met hun tegenhangers van vandaag. Deze techniek is eerder gebruikt op dit soort poepsamples, maar nooit eerder was het gelukt zulke lange fragmenten DNA te vinden. Dit stelde het onderzoeksteam in staat om in hoog detail de plantenresten te determineren, waardoor een ongeëvenaard inzicht werd verkregen van het dieet en het landschap waarin de dieren leefden.

Een mammoetdrol uit de collectie van Naturalis

Het team keek naar samples van mammoeten, een steppebizon, twee prehistorische paarden en kariboes, variërend in ouderdom van bijna 29 duizend jaar tot recent. Allerlei leuke verhalen werden zichtbaar: zo vond het team in de twaalfduizend jaar oude bizonpoep grote hoeveelheden DNA van de waterscheerling (Cicuta virosa), een plant die bijzonder giftig is en hoogstwaarschijnlijk zijn of haar dood heeft betekend. “In de paardensamples vonden we een grote verscheidenheid aan bloeiende planten en waterplanten. Dit duidt erop dat deze dieren niet alleen van gras leefden zoals onze huidige paarden, maar een gevarieerd dieet hadden in een drassig landschap”, legt Polling uit.

Laatste maaltijd

Student Tom van Bokhoven van de Fontys Hogeschool is hier een eeuwenoude drol aan het opensnijden en DNA-samples aan het nemen voor DNA-extracties“Maar echt bijzonder zijn de resultaten van de vijf mammoeten. Hiervan wordt over het algemeen aangenomen dat het grazers waren die hoofdzakelijk van grassen leefden. Twee van de bestudeerde samples tonen inderdaad een laatste maaltijd gedomineerd door grassen”, beschrijft Polling. “Maar de samples van de andere mammoeten tonen naast grassen een grote variëteit aan planten en struiken. Bovendien wijst de specifieke soortensamenstelling erop dat de mammoet in allerlei habitats voorkwam, en dus niet uitsluitend in een steppe”, vervolgt hij.

“Dit bevestigt de aanwezigheid van een mozaïek van leefgebieden in het Pleistocene landschap dat mammoeten ten volste konden benutten, dankzij een grote flexibiliteit in hun voedingskeuze.” Het onderzoek draagt bovendien bij aan bijvoorbeeld Rewilding Europe, waar dieren weer in hun oorspronkelijke leefgebied worden teruggebracht.

Meer informatie

Tekst: Marcel Polling, Naturalis Biodiversity Center
Afbeeldingen: Mauricio Antón; Henk Caspers, Naturalis; Marcel Polling, Naturalis