Isabel Kersten en Teun van der Sterren aan het werk in de LiveScience-zaal van Naturalis Biodiversity Center

Keveronderzoek exact veertig jaar later herhaald

Naturalis Biodiversity Center
15-JUL-2023 - Als scholier onderzocht Menno Schilthuizen, nu onderzoeker bij Naturalis Biodiversity Center en hoogleraar aan Universiteit Leiden, in 1982 de aaskevers van landgoed Lichtenbeek bij Arnhem. Veertig jaar later doen scholieren Isabel Kersten en Teun van der Sterren van het Thomas a Kempis College in Arnhem het onderzoek van Schilthuizen op precies dezelfde wijze na.

De laatste jaren is er veel aandacht voor de achteruitgang van insecten. Deze veranderingen in de insectenstand zijn goed vast te stellen door verzamelingen van gegevens over lange periodes te vergelijken. Bioloog Menno Schilthuizen is daar veertig jaar geleden in landgoed Lichtenbeek bij Arnhem mee gestart voor kevers. Daar heeft hij kevervallen met aas uitgezet. Twee weken lang volgde hij op de voet welke kevers in zijn val waren getrapt, waaruit hij de aaskevers (Silphidae) en kaaskevers (Leiodidae: Cholevinae) determineerde. Komen de kevers daar veertig jaar later nog in dezelfde aantallen voor? Om daarachter te komen hebben twee scholieren het onderzoek in 2022 op dezelfde manier overgedaan.

Aas- en kaaskevers

Om de resultaten uit 1982 zo goed mogelijk te kunnen vergelijken, moest het onderzoek zo veel mogelijk hetzelfde uitgevoerd worden. Daarom werden exact dezelfde soort kevervallen gebruikt als in 1982. In totaal zetten de studenten 21 literpotten met aas uit, die tot de rand werd ingegraven. Onderin de potten zat een conserveervloeistof; boven op de potten een stukje kippengaas, dat met tentharingen in de grond was vastgezet onder een afdakje. Aan het kippengaas hing een plastic zakje met gaten erin, met daarin het aas: een feestmaal van vlees, oude kaas, appel of champignons. Samen met Schilthuizen plaatsten de studenten zorgvuldig de vallen op precies dezelfde plekken in landgoed Lichtenbeek als veertig jaar terug. “Daarbij gebruikten we zelfs de kaartjes die Schilthuizen veertig jaar geleden had gemaakt”, vertelt studente Kersten. Ook het soort aas was voor iedere val hetzelfde. “Na twee weken haalden we de vallen weer weg en bekeken we onze vangst. Dat waren flink wat insecten, waaronder gelukkig ook kevers.”

Menno Schilthuizen zet samen met Isabel Kersten en Teun van der Sterren vallen uit voor aaskevers

Algemene soorten algemener

Gezamenlijk brachten de scholieren en Schilthuizen de gevonden aas- en kaaskevers op naam, waarna ze eindelijk de verschillen konden gaan blootleggen. “We hebben veertig jaar later bijna dezelfde hoeveelheid verschillende soorten kevers gevonden. Met twintig soorten was dat er maar één minder dan in 1982”, legt scholier Van der Sterren uit. “Daarnaast hebben we nu wat meer kevers gevangen dan in 1982, namelijk 1523 kevers ten opzichte van 1151 kevers.” Wel waren er opvallende veranderingen in de aantallen van een aantal soorten. Zo viel het de scholieren op dat de verdeling in 1982 gelijkmatiger was: er waren veel soorten met een redelijk aantal exemplaren. In 2022 was dit patroon anders: toen waren er een paar soorten met zeer grote aantallen en verder veel soorten die weinig voorkwamen.

“Door dit onderzoek naar aaskevers precies veertig jaar later te herhalen, kunnen we zien of er verschillen in de Silphidae en Cholevinae zijn opgetreden”, vertelt Schilthuizen. “Isabel en Teun ontdekten dat de aantallen soorten en exemplaren niet opvallend veranderd zijn, maar dat de algemene soorten algemener zijn geworden en de zeldzame soorten juist zeldzamer. “Er zijn dus wel degelijk veranderingen zichtbaar”, zegt Schilthuizen, “maar het is moeilijk om precies te zeggen waardoor die veroorzaakt zijn, omdat het onderzoek een momentopname is.”

Teun van der Sterren prepareert de gevangen aaskevers

De zwarte doodgraver

Zo was het in de onderzoeksperiode in 1982 veel warmer dan in dezelfde periode in 2022. Een mogelijke oorzaak van de toe- of afname van soorten zijn dus veranderingen in omgevingsfactoren, die van invloed zijn op het gedrag en de leefcyclus van deze soorten. “De zwarte doodgraver heeft bijvoorbeeld zijn grootste activiteit in het voorjaar. Het zou kunnen dat door klimaatverandering deze periode is veranderd, en dat de onderzoeksperiode in 1982 middenin die aantalspiek viel, maar in 2022 er juist net na”, legt Schilthuizen uit. “Andere veranderingen komen doordat sommige soorten in heel Nederland algemener of juist zeldzamer lijken te zijn geworden in de afgelopen veertig jaar, zoals de oranje doodgraver Oiceoptoma thoracicum, die algemener is geworden en Catops subfuscus die juist zeldzamer is geworden”, vertelt Schilthuizen.

Hoewel de totale aantallen soorten en exemplaren niet achteruitgegaan zijn, lijkt de aaskeverstand dus als geheel wel anders te zijn geworden. In plaats van een rijkdom aan algemene- en zeldzame soorten, krijgen de algemene soorten de overhand. Schilthuizen waarschuwt: “Dit zou een voorbode kunnen zijn van dreigend uitsterven: zeldzame soorten worden eerst zeldzamer voordat ze helemaal verdwijnen. We hopen daarom dat ons onderzoek in de toekomst opnieuw kan worden uitgevoerd.”

Meer informatie

  • De publicatie staat in het julinummer van De Levende Natuur.
  • Het onderzoek is geïnitieerd door Stichting Taxon Foundation, i.s.m. biologiedocent Leonie Wezendonk van het Thomas a Kempis College. De stichting houdt zich bezig met biodiversiteitsonderzoek dat door scholieren, buurtbewoners, en andere 'leken' wordt uitgevoerd.
  • De financiering kwam van het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Suzanne Hovinga Stichting.

Tekst: Isabel Kersten en Teun van der Sterren, Thomas a Kempis College & Valerie Andela, Naturalis Biodiversity Center
Foto's: Leonie Wezendonk (leadfoto: Isabel Kersten en Teun van der Sterren aan het werk in de LiveScience-zaal van Naturalis Biodiversity Center); Mike Groenhof; Menno Schilthuizen