vlinder- en libellentellers

Het nieuwe vlinders tellen

De Vlinderstichting
6-AUG-2020 - Bijna iedereen die veel in de natuur te vinden is, geeft weleens (of heel vaak) een vlinderwaarneming door. Van de Tuinvlindertelling tot het wekelijks lopen van een vaste monitoringroute, alle waarnemingen komen bij De Vlinderstichting terecht en worden ook door ons gebruikt. Welke onderzoeksmethoden zijn er eigenlijk en hoe kun je je waarnemingen op een simpele manier nog waardevoller maken?

Bij kwartier- en transecttellingen worden alle vlinders of libellen die je ziet doorgegeven, dus ook de (klein geaderd) witjesHet doorgeven wat je tegenkomt aan planten en dieren, zoals vlinders en libellen, is enorm belangrijk. Als we weten welke soorten ergens voorkomen, kan er rekening mee worden gehouden en kunnen ze beter worden beschermd.

Losse waarnemingen

De gemakkelijkste manier is het doen van losse waarnemingen. Dat kan eenvoudig op je telefoon of tablet met bijvoorbeeld ObsMapp of de NDFF invoerapp. Je kunt losse waarnemingen doorgeven op elk gewenst moment en op elke locatie. Dat maakt het superlaagdrempelig en makkelijk om bij te dragen. Wij gebruiken deze informatie om het voorkomen van soorten in kaart te brengen en verspreidingstrends te berekenen.

Vaste routes of telplots

Een meer intensieve manier van onderzoek is het tellen van vlinders of libellen langs een vaste monitoringroute in het meetnet of het vangen van nachtvlinders op een vaste locatie. Omdat per soortgroep alle individuen worden genoteerd, geeft dit ook informatie over de aantallen die er aanwezig zijn en de soorten die níet zijn gezien. Dat maakt deze manier van monitoring een waardevolle basis voor onderzoek naar populatietrends. Deze methode vraagt dus meer inspanning, maar levert ook veel meer informatie op.

Nieuwe telmethodes

Ook libellen (hier een kleine roodoogjuffer) kun je middels kwartiertellingen en transecttellingen doorgevenSinds dit jaar hebben de mogelijkheden om vlinders en libellen te tellen zich flink uitgebreid. Wie meer wil doen dan het doorgeven van losse waarnemingen, kan nu ook een kwartiertelling doen. Het mooie van die methode is dat het de voordelen van bovenstaande methodes combineert. Je kunt nog steeds op elk gewenst moment en op elke gewenste locatie gaan tellen. Maar je telt wel alle soorten van een soortgroep en legt daarom meer informatie vast dan bij losse waarnemingen.

Een vergelijkbare methode kan sinds kort toegepast worden in de LiveAtlas van Sovon. Vogelaars die een rondje vogels gaan tellen, kunnen nu ook dagvlinders en/of libellen invoeren. De app houdt ondertussen de route bij. Een verschil met de kwartiertellingen is dat je in de LiveAtlas niet precies een kwartier hoeft te tellen. Alles tussen een kwartier en anderhalf uur is goed. Ook als je geen vogelaar bent, kun je de app trouwens gebruiken en alleen de insecten tellen. Eigenlijk bestond deze methode al een beetje in de vorm van de tuintelling. En ook in ObsMapp zit al een mogelijkheid om een dergelijke transecttelling (pdf: 395 KB) te doen. Maar met de bovenstaande nieuwe ontwikkelingen zijn de mogelijkheden behoorlijk uitgebreid.

Waardevol

Nog steeds geeft het tellen van een vaste monitoringroute binnen het meetnet ons de meest waardevolle informatie. Maar ontbreekt het je aan tijd om wekelijks te gaan tellen en wil je toch bijdragen, dan zijn kwartier- en transecttellingen een prima alternatief. Dus ga je een dagje de natuur in, ben je lekker op vakantie of ga je gewoon de hond uitlaten? Overweeg dan eens om een transecttelling te doen in plaats van alleen wat losse waarnemingen door te geven. Met die gegevens kunnen we onze vlinders en libellen nog beter beschermen!

Tekst: Gerdien Bos, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling