vlinderteller - primair

Meten is weten: duizenden vrijwilligers tellen vlinders en libellen

De Vlinderstichting
9-JAN-2020 - Nederland is één van de best onderzochte landen ter wereld als het gaat om vlinders en libellen. Dat komt natuurlijk omdat ons land niet zo groot is, maar zeker ook omdat erg veel Nederlanders graag in de natuur zijn en tellen en doorgeven wat ze daar zien. Losse waarnemingen geven een beeld van de verspreiding; door de meetnetten krijgen we informatie over voor- en achteruitgang.

In het meetnet nachtvlinders wordt gewerkt met vlindervallenHet aantal vlinders en libellen dat jaarlijks wordt doorgegeven groeit nog steeds. Zelfs afgelopen jaar zijn er meer dan 600.000 dagvlinderwaarnemingen opgenomen in de NDFF, terwijl 2019 helemaal geen goed vlinderjaar was. Deze losse waarnemingen zijn erg waardevol omdat ze ons een goed beeld geven van waar welke soorten voorkomen. Daardoor kan er bij inrichting en beheer met die soorten rekening gehouden worden. Het stijgende aantal waarnemingen betekent echter niet dat het goed gaat met de vlinders en libellen. Het geeft vooral aan dat er meer mensen meer waarnemingen doorgeven. Om betrouwbare informatie te krijgen over de voor- en achteruitgang, moet er jaar in jaar uit op dezelfde manier geteld worden. Daarvoor zijn de meetnetten. Gelukkig zijn ook daarvoor veel vrijwilligers actief. Sommigen tellen al meer dan 25 jaar dezelfde route, en dat zo'n 15 tot 20 maal per jaar.

Het aantal waarnemingen van dagvlinders en nachtvlinders in de NDFF vanaf 1980

Een voorbeeld van een vlinderroute (groen) en libellenroute (blauw)De Vlinderstichting coördineert drie meetnetten: dagvlinders, libellen en nachtvlinders. Voor de dagvlinders en libellen gebeuren de tellingen langs vaste routes. Vrijwilligers die willen meewerken, krijgen bezoek van een medewerker van de Vlinderstichting. Samen bepalen zij de route en zetten hem uit. Dat moet zorgvuldig gebeuren want als een route éénmaal gestart is, dan kunnen er geen veranderingen meer worden aangebracht. Zo’n route moet regelmatig worden geteld en het is van belang dat dit niet teveel tijd kost: dan komt het er al gauw niet meer van. Daarom is het handig als de route goed bereikbaar is, en zich in de buurt van de woon- of werkplek van de vrijwilliger bevindt. De vlinders worden vanaf begin april geteld; deze tellingen zijn bij voorkeur elke week. De libellen worden eens in de twee weken geteld en starten begin mei. Voor de nachtvlinders is er een andere methode. Bij deze groep wordt gewerkt met de zogenaamde vlindervallen. Dit zijn lichtopstellingen die een hele nacht branden waardoor vlinders ‘in de val’ worden gelokt. ’s Morgens worden de vangsten gecontroleerd en op naam gebracht, en vervolgens weer losgelaten. Inmiddels zijn er al bijna 300 meetpunten voor nachtvlinders. In 2019 werden in de vallen maar liefst 533 soorten gevangen: dat is bijna 80 procent van alle soorten die in ons land voorkomen.

Door meetnetten kun je voor- en achteruitgang bepalen: hier zwartsprietdikkopje (links) en vroege glazenmaker (rechts

Doe mee met het meetnet!

Voor alle drie methoden geldt dat ze elke keer op dezelfde manier moeten worden uitgevoerd. Dat is nodig om goede gegevens te krijgen over de voor- en achteruitgang van de soorten. Als er steeds op een andere manier of andere plek wordt geteld, kan dat de reden zijn voor de geconstateerde veranderingen en dat wil je niet. Is uw interesse gewekt om mee te werken aan de meetnetten? Klik dan hier voor alle informatie.

Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting
Kaart: OpenTopoMap
Grafieken: NDFF & Netwerk Ecologische Monitoring (NEM)