Van hamerhoofd tot Obama: nieuwe sleutels voor op naam brengen landplatwormen

EIS Kenniscentrum Insecten, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
30-MRT-2021 - In Nederland kennen we slechts twee inheemse landplatwormen. Het aantal gesignaleerde exotische soorten is echter veel groter! De kennis over deze exoten is helaas zeer gering. Om daar verandering in te brengen, zijn een zoekkaart en een digitale soortenzoeker gemaakt in de hoop dat er meer waarnemingen doorgegeven gaan worden.

Met slechts twee inheemse Nederlandse soorten lijkt de Nederlandse landplatwormenfauna niet zo interessant. Geheel ten onrechte, want het zijn fascinerende beestjes én inmiddels duiken er steeds meer soorten uit Australië en Zuid-Amerika in Europa op. Dit kan schadelijk zijn voor onze land- en tuinbouw, omdat sommige soorten vraatzuchtig zijn en veel regenwormen eten. Ook andere dieren die voor hun voedsel afhankelijk zijn van regenwormen kunnen hier last van krijgen.

Er is nog te weinig bekend over welke exoten waar in Nederland rondkruipen. Daarom heeft Sytske de Waart, de coördinator van de EIS-werkgroep landplatwormen, een zoekkaart (pdf; 2,7 MB) en digitale sleutel ontwikkeld waarmee deze dieren op naam gebracht kunnen worden. Aanleiding was een risicobeoordeling van uitheemse landplatwormen met promovenda Naomi Thunnissen als hoofdauteur. Deze is in opdracht van de NVWA gemaakt en betreft de uitheemse soorten die in Nederland zijn aangetroffen, en de soorten die we hier kunnen verwachten omdat ze al gesignaleerd zijn in aangrenzende landen.

Toppredatoren

Landplatwormen zijn bijzondere dieren. Aan de ene kant zijn ze niet kapot te krijgen: ze kunnen lang zonder voedsel en hun lichaam kan regenereren als het beschadigd is of door midden gehakt wordt. Ook smaken ze vies, waardoor ze nauwelijks natuurlijke vijanden kennen. Zo klein als ze zijn (de inheemse soorten worden maximaal 3,5 centimeter), zijn het dus toppredatoren. Aan de andere kant kunnen ze absoluut niet tegen droogte en overleven ze een te hoge temperatuur niet.

Aandacht loont

De landplatworm (een Dolichoplana-soort) onder een plantenpot in een kas

Mede door de media-aandacht die de Franse professor Jean Lou Justine weet te genereren, staan exotische landplatwormen onder onderzoekers van kleine dieren onderhand bekend als dat ze Europa overwoekeren. Toch hadden De Waart en Thunnissen moeite om ze te vinden in kassen in Nederlandse dierentuinen en hortussen waar ze afgelopen zomer naar de beestjes zochten. Sommige kassen zijn domweg te droog of te opgeruimd voor platwormen. In andere kassen was de score, na uren op de knieën blaadjes en stukken hout omdraaien, één of twee platwormen. Dit hoeft niet per se te betekenen dat ze er niet zitten: aangezien ze pas ’s nachts actief zijn, kun je ze overdag waarschijnlijk ook moeilijk vinden.

Gelukkig stonden ze er niet alleen voor. De Waart: “Door de toegenomen aandacht voor platwormen, bijvoorbeeld door radio-items van Vroege Vogels en door artikelen in de EIS-Nieuwsbrief en het vakblad Nederlandse Faunistische Mededelingen, weten mensen ons inmiddels goed te vinden. Zo kregen we van Jochem Kühnen een melding dat hij een blauwgevlekte landplatworm (Marionfyfea adventor, zie leadfoto), een inmiddels gevestigde exoot, in zijn tuin gevonden had. Wat nog best knap was, want het beestje is één centimeter lang, en alleen actief in de schemering. Gelukkig kruipt Jochem zelf ook geregeld met een koplamp door zijn tuin, en had hij ‘m gespot. We kregen ook een melding van Liesbeth Pool, die zich zorgen maakte over een grote kluwen ‘parasieten’ op een naaktslak in haar achtertuintje in Amsterdam Noord. Het bleek om de kleine Australische tweestreep (Parakontikia ventrolineata) te gaan.

De kleine Australische tweestreep (Parakontikia ventrolineata) op een naaktslak

Thunnissen vult aan: “Met een beperkte zoektocht in elf kassen hebben we al zes nieuwe exoten voor Nederland gevonden. Naar verwachting zal dat aantal nog oplopen als we dit jaar verder gaan met ons onderzoek, en als we natuurliefhebbers weten te enthousiasmeren om in hun eigen omgeving te gaan zoeken. Deze nieuwe determinatiemiddelen zijn daar goede hulpmiddelen voor”.

Van hamerhoofd tot Obama

De zoekkaart en de digitale soortenzoeker beschrijven de twee inheemse en tien exotische landplatwormen. De hamerhoofdplatworm (Bipalium kewense) is van alle exotische landplatwormen het langst in Nederland. Al in 1912 werd het eerste exemplaar in een kas in de Hortus in Amsterdam gevonden. Het lichaam van deze van oorsprong Aziatische landplatworm kan tot maar liefst dertig centimeter lang worden. Deze soort wordt op verschillende continenten in kassen aangetroffen en is ook in Nederland alleen in kassen waargenomen. De soort heeft een kenmerkende en opvallende hamervormige kop, en heeft vijf donkere lijntjes over het lichaam.

Hamerhoofdplatworm (Bipalium kewense)

De grote gevlekte landplatworm, Obama nungara, is een recente toevoeging aan de soortenlijst: vorig jaar is hij gevonden in een tuincentrum in Noord-Brabant. Hij is afkomstig uit Zuid-Amerika en bezig met een opmars door Europa. De genusnaam verwijst niet naar oud-president Obama, maar naar de lichaamsvorm van het dier. Oba is blad in de taal van de inheemse Braziliaans Tupi, en ma betekent dier. Blad-dier dus.

Grote gevlekte landplatworm (Obama nungara)

Zelf aan de slag

Als je geluk hebt, kun je op relatief koele, vochtige en donkere plaatsen landplatwormen aantreffen. Overdag verstoppen ze zich onder planken, potten of stukken plastic. In de schemering komen ze tevoorschijn om te jagen op kleine prooidieren, zoals regenwormen en slakken.

Ondanks hun naam zijn landplatwormen meestal niet heel plat, maar eerder ‘mollig’. Uiterlijke kenmerken kunnen helpen bij de determinatie: vorm van de kop, kleur, rugstrepen en oogpatroon. De twee inheemse soorten (de donkere en de tweelijnige landplatworm) zijn klein (1 tot 3,5 centimeter) en niet heel opvallend, met hun grijze, bruinige of zwarte lijfjes. Uitheemse landplatwormen zijn als volwassen exemplaren vaak langer dan tien centimeter, en hebben meestal uitbundiger kleuren, opvallende rugstrepen en soms een opvallende spatelvormig kop (hamerhoofd).

Landplatwormen kunnen als volgt verzameld worden: breng de worm met behulp van een blaadje, takje of een penseel in een goed afgesloten bakje met daarin wat vochtig papier en blaadjes. Ze kunnen lange tijd zonder eten, maar zijn slecht bestand tegen droogte, warmte en licht. Bewaar ze dus op een koele, donkere plek (maar niet in de koelkast, dat is te koud). Gebruik voor het op naam brengen de zoekkaart (pdf; 2,7 MB) of de digitale soortenzoeker. Probeer goede foto’s te maken van de levende dieren en meld ze via Waarneming.nl of via eis@naturalis.nl. Aangezien er alleen vorig jaar al zes nieuwe landplatwormen in Nederland zijn ontdekt, is de kans groot dat er nog meer soorten in ons land voorkomen die nog niet zijn waargenomen. Door meer waarnemingen krijgen we meer inzicht in het aantal soorten en de mate van aanwezigheid.

Gelijkende wormachtige dieren

Verschillen tussen naaktslakken, regenwormen en landplatwormen

Landplatwormen kunnen verward worden met regenwormen of naaktslakken. Dit zijn ook wormachtige bodemdieren die op dezelfde plekken voorkomen als landplatwormen. Regenwormen zijn echter duidelijk gesegmenteerd, terwijl naaktslakken voelsprieten hebben en een ‘zadel’ achter de nek.

Meer informatie

Beide zijn gefinancierd door de NVWA.

Tekst: Sytske de Waart, EIS Kenniscentrum Insecten; Naomi Thunnissen, Radboud Universiteit Nijmegen; Jenneke Leferink, NVWA
Foto’s: Jochem Kühnen (leadfoto: blauwgevlekte landplatworm (Marionfyfea adventor)); Liesbeth Pool; Sytske de Waart; Pierre Gros; Rasbak; Donald Hobern; Jan van Duinen