stuifzand - primair

Nu met elkaar aan de slag!

SoortenNL
6-OKT-2022 - Gisteren reageerden natuurorganisaties, waaronder SoortenNL, gematigd positief op de plannen van Remkes. Doelen staan nog overeind en wettelijke verankering is daarom cruciaal. Het is terecht dat Remkes alle sectoren oproept een bijdrage te leveren om het probleem samen op te lossen. Als met deze aanpassingen de stikstofcrisis nu echt aangepakt wordt, is er nog hoop op het redden van onze natuur.

Maar er staan ook veel dingen niet in het rapport. Over het perspectief voor boeren is al veel gezegd en geschreven, maar wat is nu eigenlijk het perspectief voor de natuur? Sinds het PAS-arrest, en natuurlijk ook al jaren ervoor, weten we dat we in Nederland veel te veel stikstof uitstoten. Het is daarom goed dat Remkes aanbeveelt vast te houden aan de reductiedoelen. De uitstoot moet omlaag en, gegeven de opgelopen vertraging, snel ook.

Levende doden

Ten opzichte van 1850 is 85 procent van de biodiversiteit in Nederland verloren gegaan. We hoeven echt niet 'terug naar vroeger' maar het doel is wel dat we het grote uitsterven een halt toeroepen en zelfs omkeren. Dat is op dit moment nog niet aan het lukken. De Habitatrichtlijn, waarin dit 'verslechteringsverbod' staat, is inmiddels dertig jaar oud en we hebben ondertussen veertien van die aangewezen habitats op een zwarte lijst staan. En kijk ook eens op @soortvandedag voor een reeks van 'levende doden': soorten die op het punt staan uit Nederland te verdwijnen ondanks beheermaatregelen in de natuurgebieden. Beheer dat in veel gevallen zijn effectiviteit aan het verliezen is, simpelweg omdat de stikstofbelasting te groot is. Je kunt niet blijven plaggen, maaien, kappen en chopperen – we moeten stoppen met vervuilen.

Wat stikstofgevoelige soorten

Wat kan er wel?

De gele ridderzwam is gevoelig voor stikstof en gaat achteruitHet is tijd om uit de put te klimmen en het goede nieuws is dat dat gewoon kan. Als je op zoek bent naar 'wat kan er wel?' dan weten dat je morgen kunt beginnen met landschapsherstel, dat we regeneratieve landbouw kunnen stimuleren, dat we boeren kunnen omscholen naar productie- en teeltwijzen met (veel) minder kunstmest en pesticiden, dat we watersystemen kunnen herstellen, dat we vervuiling kunnen saneren, dat we alle wegbermen – samen goed voor een oppervlakte zo groot als de hele Veluwe – ecologisch kunnen gaan beheren, dat we alle slootkanten ecologisch kunnen beheren en dat we op die manier de basiskwaliteit van al onze landschappen kunnen herstellen. Samen met boeren en meer dan honderdduizend vrijwilligers. Allemaal dingen die we nu niet of nauwelijks doen. Er gaat veel te veel aandacht en energie naar weigerachtige meestribbelaars met een grote mond waardoor de goede initiatieven onderbelicht blijven.

Herstel kan!

De ervaring van vijftig jaar natuurherstel leert: als je ophoudt met vervuilen en je geeft de natuur de ruimte, dan gaat de kwaliteit met sprongen vooruit. Dat kan samen met boeren, met recreatie en met omwonenden. Niet overal en ook niet alles, maar er kan heel erg veel gewoon wel. Watergerelateerde systemen zoals rivieren, beken en plassen krijgen we beter hersteld dan bodemgerelateerde systemen, simpelweg omdat water uitspoelt. Maar uiteindelijk is het een kwestie van tijd. Dan moet je wel een slagje groter denken dan Natura 2000 alleen. De helft van de soorten en habitats van de Vogel- en Habitatrichtlijn is voor duurzame instandhouding afhankelijk van gebieden die we niet begrensd hebben. En het Planbureau voor de Leefomgeving heeft becijferd dat er 150.000 hectare extra natuur nodig is om alle doelen op gebied van natuur, landschap en klimaat te kunnen halen. Met andere woorden: natuur moet weg van het minimale, er moet ook echt ruimte gemaakt worden. Dus waar wachten we op? Nu doorpakken!

Tussentijds meten

Nieuw in de gisteren door Remkes gepresenteerde plannen waren de tussendoelen in 2025 en 2028 en in de commentaren zag je veel over achterdeuren en geitenpaadjes, maar vanuit natuurkwaliteit geredeneerd is het eigenlijk een heel goed idee. Als je doelen voor 2030 vastliggen, moet je juist snel beginnen met meten – simpelweg om te kijken of je op de goede weg bent. Het is daarbij van belang om niet alleen de uitstoot en depositie van stikstof te meten, maar juist ook het herstel van de natuur. Want uiteindelijk toetst de rechter vergunningen aan de staat van instandhouding van de soorten en habitats van de Vogel- en Habitatrichtijn. Die moet gunstig zijn en mag niet verder verslechteren ten opzichte van de situatie op het moment van aanwijzen.

Wat stikstofgevoelige soorten

Andere soortgroepen worden relevant

De uiterst zeldzame kleine heivlinder wordt ernstig bedreigd door de hoge stikstofdepositieOmdat de gunstige staat van instandhouding wel eens ver weg kan liggen, ook als je de goede dingen aan het doen bent, zou het goed zijn om ook naar andere zaken te gaan kijken. Nu richten we bijna al ons natuurbeleid op vogels en vegetatie, dat is historisch zo gegroeid. Maar als je wilt kijken of je op de goede weg bent, moet je kijken naar soorten die snel reageren, zoals paddenstoelen, mossen, korstmossen, planten en insecten. Het 'hoeft allemaal niet' van de Habitatrichtlijn, maar het zou wel goed zijn als je in 2025 en 2028 al een uitspraak wilt doen over of je de goede kant uitgaat en of je voor- of achterloopt. In het Meetnet Paddenstoelen zie je mycorrhizavormers – paddenstoelen die samenwerken met bomen – in de twintigste eeuw achteruitgaan als gevolg van toename van stikstof en je ziet ze gelijk vooruitgaan als de uitstoot in de jaren negentig teruggebracht wordt. Als daarna in de 21e eeuw de uitstoot weer toeneemt, gaan de stikstofgevoelige paddenstoelen meteen weer achteruit. Vergelijkbare conclusies kun je halen uit de data over mossen en korstmossen. Als je hier lokaal in de gebiedsgerichte aanpak mee wilt werken, zul je het wel lokaal moeten gaan meten, want op dit moment maken we alleen landelijke trends.

Stikstofindicator

Ook via de dagvlinders hebben we een mooie indicator in handen. Door te kijken hoe het gaat met vlindersoorten die gevoelig zijn voor een teveel aan stikstof en ook een groep te nemen die daar minder last van heeft, kun je zien of we de goede kant op gaan. De stikstofgevoelige soorten zullen dan sneller toenemen of minder achteruit gaan dan die andere groep. En veel van de gegevens die we voor zo’n indicator nodig hebben, worden al verzameld door meer dan duizend vrijwillige meetnettellers. Er is net een ecologische autoriteit benoemd die wordt belast met het keuren van de gebiedsplannen. Het zou echter heel goed zijn als die ook een taak krijgt in het monitoren van de effecten, zodat in een vroeg stadium duidelijk wordt waar bijsturing nodig is. En dat kan vanaf nu!

Tekst en foto’s: SoortenNL