Gastheren geven vorm aan piepkleine erwtenkrabbetjes

Naturalis Biodiversity Center
28-JAN-2023 - Erwtenkrabbetjes komen voor in veel verschillende gastheer-soorten: mosselen, zeekomkommers, zee-egels, en ga zo door. Elk van deze micro-leefomgevingen heeft zijn eigen 'selectiedruk' – het ene erwtenkrabbetje kan beter leven in een specifieke gastheer dan het andere. De meeste krabbetjes zijn hierdoor geëvolueerd tot ware specialisten, en dat is ze aan te zien.

Bioloog Werner de Gier, promovendus bij Naturalis en de Rijksuniversiteit Groningen, bestudeert de evolutie van kreeftachtigen die een aparte levensstijl hebben: de samenwoners. Ze zijn geëvolueerd van rondlopende of zwemmende garnalen en krabbetjes, naar een leven in of op een gastheer. Een van zijn studiegroepen is de familie van de erwtenkrabbetjes (Pinnotheridae).

Rond en dik

In Nederland hebben we ook een paar soorten erwtenkrabbetjes, denk bijvoorbeeld aan de piepkleine krabbetjes die je soms tegenkomt in de mossels op je bord (Pinnotheres pisum). Werner legt uit: “Voornamelijk de vrouwtjes verlaten hun gastheer nooit meer, waardoor ze zijn geëvolueerd in ronde, dikke krabbetjes, die niet meer normaal kunnen lopen.” In gastheren zoals mosselen en oesters eten de krabbetjes vaak mee met de schelp, of ze verzamelen het beschermende slijm van de gastheren. Om onopgemerkt te blijven leven in de schelpen, hebben erwtenkrabbetjes ook vaak een zacht rugschild ontwikkeld.

“‘Onze’ erwtenkrabbetjes zijn vooral rond gevormd door de gastheerkeuze, maar er is veel meer mogelijk”, legt Werner uit. “Een paar voorbeelden: extreem breed-gerekte krabbetjes vind je terug in buisvormige leefomgevingen, zoals de gangen van wormen en kreeften. Hoekige, afgeplatte krabbetjes zijn te vinden tussen de stekels van zee-egels; en langgerekte krabbetjes met een scherpe ‘neus’ maken zichzelf thuis in zakpijpen.”

Zelfde probleem, zelfde oplossing

Met behulp van het plaatsen van coördinaten op tekeningen en foto’s uit de wetenschappelijke literatuur, heeft Werner de diversiteit in vormen en gastheren van de krabbetjes laten zien. De data werden vergezeld door toegevoegde foto’s en CT-scans van onmisbare collectiematerialen van Naturalis. Het toevoegen van een fylogenetische boom, een soort stamboom van de krabbetjes, maakte het mogelijk om te kijken welke soorten op elkaar lijken, en hoe ze in de evolutie ‘naar elkaar toe’ zijn gegroeid.

Erwtenkrabbetje

In dit geval blijken erwtenkrabbetjes naar een vorm te evolueren die past bij hun gastheer. Dit gebeurt ook als hun voorouderlijke soorten er heel anders uit zagen. “Het evolueren van dezelfde vorm uit verschillende takken van de stamboom, noemen we convergente evolutie”, legt Werner uit. “Dit kan binnen een familie zijn, zoals hier bij mijn krabbetjes, maar ook tussen totaal verschillende diergroepen. Denk bijvoorbeeld aan diepzeevissen en inktvissen die gigantische ogen hebben gekregen om te kunnen zien in het donker – hetzelfde probleem, dus dezelfde oplossing.”

"Die interactie tussen vorm en functie, gastheer en bewoner, soort en evolutie vormt gezamenlijk een symfonie van de natuur waar biologen helemaal blij van kunnen worden. Maar het is ook gewoon relevante kennis om te hebben", legt Werner uit. "De economische impact van erwtenkrabbetjes in alleen al de mosselkweek loopt in de vele miljoenen. Andere soorten zijn onderdeel van de ecologie rondom koraalriffen, die zowel ecologisch als economisch onmisbaar zijn. Achter zo’n krabbetje in je mosselschelp zit echt een heel verhaal!"

Meer informatie

Tekst en foto's: Werner de Gier, Naturalis Biodiversity Center