Abacavezel hangt te drogen in een Abaca kwekerij op Costa Rica
20-JUL-2025 - Bananen zijn om op te eten. Door de natuur voorverpakt in een gemakkelijk te pellen schil, maakt een banaan voor ons mensen misschien wel het meest ideale fruit. Wilde bananen zijn lang niet zo lekker, maar de wilde vezelbanaan wordt al sinds de zestiende eeuw gekweekt om zijn hoogwaardige vezels.

De banaan die we voor de vruchten telen, de Cavendish banaan, is een steriele vorm van Musa acuminata. Doordat deze plant triploide is en dus chromosoomtrio's heeft in plaats van chromosoomparen (diploide), kunnen ze geen zaden of functioneel stuifmeel produceren. Het resultaat is een banaan zonder zaden, die wij dus lekker vinden. Wilde bananen hebben minder smakelijke vruchten die vol zitten met zwarte knikkerronde zaden.

Musa velutina, een banaan met pittenMusa textilis

Wel nut

Toch hebben deze wilde bananen wel nut voor mensen. Een bananenplant is namelijk geen boom, maar een kruidachtige plant. Hij haalt z'n stevigheid niet uit hout, maar uit de bladstelen. Deze bladstelen zijn van binnen hol met verstevigde tussenschotten, net als karton. Doordat ze als cilindrische lagen om elkaar gewonden groeien, kunnen veel bananenplanten meters hoog worden zonder dat er hout aan te pas komt. De schijnstammen worden omhoog gehouden door de cilinder van bladschedes, waterdruk en sterke vezels. Het zijn de grootste kruidachtige planten ter wereld. Sommige, zoals de reusachtige Musa ingens uit Nieuw-Guinea, worden wel tot 25 meter hoog met een doorsnede van een halve meter. En die sterke vezels die de bananen'boom' omhoog houden zijn uitermate nuttig.

Vezelbanaan

De vezelbanaan of abaca (Musa textilis) is zo'n wilde soort die geen lekkere vruchten heeft maar vooral gekweekt wordt voor de hoge kwaliteit vezels. De soort komt uit de Filippijnen en de vezels worden daarom behalve abaca ook wel manillahennep genoemd, naar de hoofdstad van dat land. Uit een ondergrondse wortelstok groeien enkele tot 8 meter hoge stammen. Meestal zijn ze de helft van die lengte, dus gelukkig past deze plant nog net onder het dak van de tropische kas in de Hortus van de TU Delft. De bladeren zijn plat met parallelle nerven. In de wind scheuren de bladeren vaak langs deze nerven, wat ze eruit laat zien als een veer. Na enkele jaren groeit uit de top van een schijnstam een bloeiwijze die eerst omhoog groeit en vervolgens naar beneden terugbuigt. De bleekgele, zoetgeurende bloemen ontwikkelen zich in een dubbele rij onder een felroze schutblad. Eerst worden de vrouwelijke bloemen aan de basis van de bloeiwijze gevormd, en later komen de mannelijke bloemen aan het eind van de bloeiwijze. De bloemen zijn buisvormig met twee bloembladen: één bloemblad met een bolling aan de basis waar nectar gevormd wordt en een buisvormig bloemblad met vijf lobben aan de top. Bloemen hebben een enkele stamper of vijf meeldraden. In vrouwelijke bloemen zijn de meeldraden steriel en in mannelijke bloemen zit de stamper er voor de sier bij. Na bestuiving groeien de vruchtbeginsels in vrouwelijke bloemen uit tot een cilindervormige, driekantige vrucht die zich naar het licht toe buigt. Daarom zijn de bananen dus krom!

Musa textilis

Musa textilis

Oersterke vezels

De vruchten van de vezelbanaan zitten vol zaden en de pulp is niet smakelijk, maar daar is het de boeren bij deze soort niet om te doen. De schijnstammen hebben namelijk een zeer hoogwaardige fijne vezel, die door schillen, persen, uitkammen en drogen uit de schijnstammen wordt gewonnen. De boeren oogsten de plant meestal voordat deze gaat bloeien, dus bloemen zijn eigenlijk vrij zeldzaam bij deze soort. De vezels kunnen wel twee meter lang zijn en zijn een van de sterkste natuurlijke vezels – sterker dan de vezels van hennep. Abaca werd dan ook veel gebruikt voor touw, vooral in de scheepvaart, omdat de vezels niet door zout water worden aangetast. Ook werden de glanzende vezels veel gebruikt in traditionele kledij in de Filipijnen en daarbuiten. Tegenwoordig wordt vezelbanaan verwerkt in een verscheidenheid aan producten, zoals filtreerpapier, papiergeld, enveloppen, decoratief papier, theezakjes, hoeden, manden en natuurlijk textiel. Dit verklaart ook de wetenschappelijke naam Musa textilis, waarbij Musa afgeleid is van het Arabische woord voor banaan en textilis voor het gebruik staat.

Naamsverwarring

Bananenvezels worden al eeuwen gebruikt in Oost-Azië. Het oudste bananenvezeltextiel werd gevonden in een graf in een grot in Romblon en dateerde uit de dertiende eeuw. In Japan en vooral op de Ryukyu-eilanden wordt een verwante soort, Musa balbisiana var. liukiuensis gebruikt voor de hoge kwaliteit vezels, bashō genoemd. De winterharde Musa basjoo – die geregeld in Nederlandse tuinen te bewonderen is – wordt vanwege de naamsgelijkenis vaak Japanse vezelbanaan genoemd, maar dat is een vergissing. Musa basjoo is een bananensoort die oorspronkelijk uit China komt met lagere kwaliteit vezels. Vanwege haar winterhardheid wordt deze soort wel veel als sierplant in Japan gekweekt. Botanicus Philipp von Siebold zag deze daar en bracht ze mee om in zijn tuin in Leiden te planten. Musa balbisiana, de voorouder van de bakbanaan, is nauw verwant aan Musa textilis en verscheidene vormen van deze soort geven ook een goede kwaliteit vezels.

Musa textilis

Touw van abacavezel

Lucratieve handel

Al in de zestiende eeuw werd Musa textilis op kleine schaal in de oostelijke Filipijnen gekweekt of uit het wild verzameld, voornamelijk om kleding van te weven. In de vroege negentiende eeuw dreven de Spanjaarden de productie van manillahennep op voor kleding en scheepstouw. Tegen het eind van de negentiende eeuw was het een van de belangrijkste plantagegewassen in de Filippijnen, naast tabak en suiker. Handel werd voornamelijk gedreven met de Verenigde Staten die in 1898 de eilanden innamen, na een oorlog met Spanje, en de handel in vezels vervolgens monopoliseerden. In de jaren 1920 werden plantages buiten de Filippijnen opgezet in onder andere Sumatra, Borneo, India, Guam en Midden-Amerika. Door de uitvinding van nylon in 1930 en de Tweede Wereldoorlog – waarin Japan de handel vanuit de Filippijnen blokkeerde – werd de vraag naar manillahennep minder. Door bananenziektes verdwenen ook veel plantages, vooral in Midden-Amerika. Nog steeds wordt Musa textilis op vrij grote schaal gekweekt in de Filippijnen en Ecuador. In de Filippijnen kun je mooie kleding kopen die van bananenvezel is geweven. De geborduurde traditionele overhemden die je af en toe ziet noemen ze barong tagalog en is een prachtig aandenken aan een bezoek aan deze mooie en vriendelijke eilandenstaat.

Stekken of zaaien

Bananen groeien het best op voedselrijke, goed gedraineerde, vochtige grond in een warm klimaat. Vezelbananen worden vooral door middel van stekken vermeerderd. De wortelstokken kunnen gemakkelijk worden gedeeld en deze worden normaliter aan het begin van de regentijd geplant. Na een jaar is de plantage klaar voor de eerste oogst, en daarna kan er iedere drie tot vijf maanden geoogst worden. In rijke vulkanische bodem en een warm vochtig klimaat groeien de planten snel. Een plantage gaat ongeveer vijftien tot veertig jaar mee. Planten kunnen ook uit zaad worden opgekweekt, maar dan duurt het een jaar of drie voordat geoogst kan worden. De genetische diversiteit is dan wel groter en uit zaad opgekweekte plantages zijn vaak minder gevoelig voor ziektes.

Vezelbanaan in Delft

In de kassen van de Hortus Botanicus van de TU Delft kun je een exemplaar van de vezelbanaan bewonderen in de eerste kas bij binnenkomst, aan het einde van de kas links van de deur naar de grote kas. Hier staat de vezelbanaan tussen andere tropische gebruiksplanten zoals papaja, koffie, cacao en katoen.

Meer informatie

Tekst: Maarten Christenhusz, TU Delft Hortus Botanicus
Beeld: John Washington (leadfoto: Abacavezel hangt te drogen in een abaca-kwekerij op Costa Rica); Hortus botanicus Leiden; TU Delft Hortus Botanicus