Zwarte mees

Het gaat goed met de broedvogels in onze bossen! Toch?

Staatsbosbeheer
5-NOV-2022 - Tussen alle zorgwekkende berichten over de staat van de Nederlandse natuur vallen ze nu extra op: positieve natuurberichten. Zo ook het onderzoek naar broedvogels in bossen. Daaruit blijkt dat de populaties van broedvogels in de Nederlandse bossen gemiddeld zijn toegenomen sinds 1990, met name in de laatste twaalf jaar. Hoe zit dat precies?

”Het onderzoek Broedvogels van bos 1990-2020 laat de algemene landelijke trend zien, en die is positief. Maar dit komt hoofdzakelijk door positieve ontwikkelingen in jonge bossen,” vertelt vogelonderzoeker Henk Sierdsema, senior onderzoeker bij Sovon. ”In oudere bossen gaat het namelijk helemaal niet zo goed met de bosvogels, en daarnaast zien we ook een verschil tussen verschillende soorten bosvogels. Het gaat dus zeker niet overal even goed met alle broedvogels.”

Jonge bossen in trek

Henk legt verder uit: “In jongere bossen blijkt dat bijna alle bosvogels het goed doen omdat de bossen steeds gevarieerder worden. Er komen hier steeds meer dikke bomen bij en er blijven steeds meer dode bomen liggen. Dat is interessant voor zowel de stamfoerageerders – vogels die hun voedsel zoeken op stammen zoals spechten – als lucht- en bladfoerageerders. Dat zijn de vogels die hun voedsel uit de lucht en van bladeren halen zoals vliegenvangers en mezen. Daarnaast hebben stamfoerageerders dubbel prijs: zij kunnen ook nog goed terecht in oude bossen, omdat die nóg gevarieerder worden met steeds meer dode en aftakelende bomen, en daar houden ze van. In oude bossen zien we echter dat veel lucht- en bladfoerageerders het echt zwaar hebben. In deze bossen speelt namelijk het effect van stikstof, verzuring en slechte bodemkwaliteit een veel grotere rol dan in jongere bossen.”

 Met stamfoerageerders zoals de boomklever gaat het relatief goedDe zwarte mees heeft het zwaar, met name in de oudere bossen

Erwin Al, bosadviseur bij Staatsbosbeheer: ”Vogels zijn interessant als indicator voor hoe het met het bos gaat, want ze zijn in staat om zichzelf te verplaatsen. Ze kunnen kiezen waar ze zich het liefst willen vestigen. Omdat het bos steeds ouder wordt, en door goed bosbeheer, worden onze bossen steeds geschikter voor bosvogels. Dus als ze ontbreken, dient de vraag zich op: wat is er met het bos aan de hand? Steeds vaker concluderen we dat door stikstof verstoorde bodemkwaliteit een van de oorzaken is."

Bosbodem onder druk

Hoe belangrijk is die bosbodem dan precies voor vogels? Het bodemleven bepaalt in grote mate hoe een bos functioneert als ecosysteem, en welke soorten er leven. Stikstofvervuiling maakt de bodem zuurder. Verzuring leidt ertoe dat belangrijke voedingsstoffen als calcium, kalium en magnesium uit de bodem verdwijnen. En dat tekort werkt door in de gehele voedselketen. Planten kunnen de stoffen niet opnemen. Insecten, en bijvoorbeeld de huisjesslak, die planten eten, krijgen minder calcium binnen. Voor de vogels die deze insecten en slakken eten, is een calciumtekort een nog groter probleem. De schaal van hun eieren – die voor een belangrijk deel uit calcium bestaat - wordt dun. Jonge vogels krijgen door kalkgebrek verzwakte botjes, wat hun overlevingskansen aanzienlijk verkleint.

Bodemkennis groeit

Dit jong van een zwarte mees kon het eigen gewicht niet dragen en brak het bekken, dijbeen en scheenbeen. Oorzaak: verzuring door stikstof

Er is nog veel onduidelijk over hoe de bodem precies werkt, laat staan wat je kunt doen om het calciumtekort te herstellen. Maar er wordt wel veel onderzoek naar gedaan. Bijvoorbeeld naar het verspreiden van calciumrijke korrels, zoals hoopjes schelpengruis op de grond voor vogels, of het toedienen van steenmeel aan de bodem. Broedvogels lijken positief te reageren op schelpengruis, maar de toepasbaarheid voor grote gebieden is logistiek en organisatorisch uitdagend. Je moet dan op wel heel veel plekken hoopjes gruis achterlaten. Wat betreft steenmeel is nog niet bekend wat de langetermijneffecten precies zijn, dit gebeurt dus alleen nog maar in experimenten waar de bodemkwaliteit goed te volgen is. Erwin: ”Een nadeel van steenmeel en schelpengruis, is dat je kunstmatig iets toevoegt wat het natuurlijke systeem zelf niet meer kon evenaren. Als het dus al een positief effect heeft, dan dreig je daarmee wel een afhankelijkheid te creëren. Daarom is het belangrijk te zoeken naar natuurlijke alternatieven om het nutriëntenaanbod op te krikken.”

Ook de impact van houtoogst op de bodem wordt nauw gevolgd. Erwin: “We weten nu bijvoorbeeld dat loofbomen zoals eik en beuk op onze zandgronden relatief meer voedingsstoffen opnemen dan grove den en douglas, en dat vlaktegewijze kap van eik en beuk dus ook negatief uitwerkt op de voedingsstoffenbalans. Dat heeft ons huidige inzicht versterkt dat we oogst van deze boomsoorten terughoudend en tot kleine schaal moeten beperken en dat we deze boomsoorten in het bos beter mengen met andere boomsoorten.”

De grote bonte specht profiteert van gevarieerde bossen

Rookgordijn

Terug naar de vogels: want moeten we nu eigenlijk concluderen dat het slecht gaat met de broedvogels? Henk Sierdsema: “Zeker niet! Over het algemeen gaat het goed met de bosvogels. Hier in Brabant kom ik allemaal soorten tegen die er in het verleden helemaal niet zaten. Typisch een gevolg dus van het ouder en gemengder worden van bos. Maar mijn punt is vooral dat er wel echt een blinde vlek lijkt te zitten in de oudere bossen. Achter het rookgordijn zitten daar de problemen met de bodemkwaliteit, maar ook de grondwaterstand. Allemaal zaken die ook spelen, of gaan spelen, in de jongere bossen en waar we nu al iets aan moeten gaan doen.”

 

  

 

Tekst: Staatsbosbeheer
Foto's: Jonathan Leeuwis; Bert Ooms; A. vd Burg, Zoologisch Museum Nederland; Aaldrik Pot