Hoogproductieve melkkoe ongeschikt voor agrarisch natuurbeheer
Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR [land] op [publicatiedatum]
Volgens de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur is het agrarisch natuurbeheer pas effectief als het wordt ingezet in grote aaneengesloten gebieden waarin de milieurandvoorwaarden geschikt gemaakt worden of al geschikt zijn. Deze ideale situatie is echter niet inpasbaar in de bedrijfsvoering van de gangbare grondgebonden landbouw op graslanden. Pas wanneer de hoogproductieve melkkoeien worden ingeruild voor vee dat het natuurhooi beter kan verteren, is agrarisch natuurbeheer op grotere arealen inpasbaar.
De effectiviteit van agrarisch natuurbeheer is laag vanwege de geringe belangstelling van agrariërs voor het zwaardere beheer waarbij de agrariër relatief veel moet laten en vanwege het gebrek aan continuïteit. Een voorbeeld van zwaar beheer is het weidevogelbeheer met een rustperiode waarin niet wordt gemaaid en er ook geen andere werkzaamheden op het perceel plaatsvinden, zodat nesten niet worden verstoord en er voldoende voedsel en dekking is voor jonge vogels. Hoewel een verbetering in de uitvoering het areaal en de ruimtelijke verdeling van het agrarisch natuurbeheer kan verbeteren, zal deze de inpasbaarheid van het agrarisch natuurbeheer in de bedrijfsvoering niet vergroten. Deze inpasbaarheid wordt namelijk mede bepaald door de mogelijkheden van het bedrijf om het natuurhooi te verwerken. Voor natuurhooi is weinig markt en relatief veel agrariërs stoppen dan ook met agrarisch natuurbeheer mede omdat ze het natuurhooi niet kwijt kunnen.
Uit onderzoek van Alterra in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving, gepubliceerd in het julinummer van het tijdschrift Landschap (2013-2, jaargang 30), blijkt dat bedrijven die een groot aandeel zwaar agrarisch natuurbeheer uitvoeren in de praktijk gemiddeld veel minder melkkoeien houden dan bedrijven met een klein aandeel zwaar beheer. Bedrijven met een groot oppervlakteaandeel met alleen nestbescherming (licht beheer) hebben ongeveer eenzelfde verdeling tussen melkkoeien, jongvee en vleesvee. Dit beeld strookt met het feit dat jongvee, vleesvee maar ook de zogenaamde ‘dubbeldoel’-koeien (productie van melk én vlees) zoals de Groninger Blaarkop, beter geschikt zijn om beheergras te verteren. Hierdoor lijkt een groot aandeel zwaar beheer in de bedrijfsvoering beter bij dit soort bedrijven te passen dan bij reguliere melkveebedrijven. Omschakelen naar een andere veestapel brengt echter flinke investeringen met zich mee, die niet door de subsidieregelingen voor het agrarisch natuurbeheer worden vergoed. Functieverandering van landbouw naar natuur geeft wel financiële middelen voor een dergelijke investering maar blijkt echter voor veel agrariërs een te grote stap.
Grote aaneengesloten landbouwgebieden met effectief beheer gericht op biodiversiteit lijkt alleen mogelijk met een meer integrale aanpak. Verduurzaming van de landbouw, certificering en vergroening van het Europese Landbouwbeleid in combinatie met subsidie voor agrarisch natuurbeheer bieden enig perspectief maar dan zullen er wel specifiek op behoud van biodiversiteit gerichte voorwaarden in moeten worden opgenomen.
Tekst en foto: Marlies Sanders, Alterra Wageningen UR