Meervleermuizen leven in grote groepen en hebben daardoor veel ruimte nodig in hun verblijfplaatsen.

Na-isolatie bedreigt meervleermuis met uitsterven

Stichting SEVON, Zoogdiervereniging
9-FEB-2022 - De meervleermuis dreigt te verdwijnen uit Nederland. Daarom trekt de Stichting Ecologisch Vleermuis Onderzoek Nederland (SEVON) aan de alarmbel. De grootste bedreiging is de huidige na-isolatie van woningen. Het is nog net niet te laat, als er snel maatregelen genomen worden om bestaande verblijfplaatsen van meervleermuizen te behouden.

De meervleermuis is een vleermuissoort van open water en moerassen. Liefst 29 procent van de vrouwtjes van de Europese populatie krijgt haar jongen in Nederland. De vrouwtjes leven in grote kraamgroepen van honderd tot vierhonderd dieren die zeer plaatstrouw zijn aan hun verblijfplaats. Ze zoeken hierbinnen steeds de optimale temperatuur, en deze ligt – afhankelijk van de dag en het seizoen – tussen de 15 en 40 graden Celsius. Meervleermuizen hebben daarom grote verblijfplaatsen nodig met een geschikte temperatuurgradiënt. Er zijn 65 tot 70 kraamgroepen in Nederland die ongeveer 175 gebouwen gebruiken als kraamverblijf.

De meervleermuis komt in Nederland vooral voor in de waterrijke laaglandgebieden in het westen en noorden en rond het IJsselmeer

Verblijfplaatsen verdwijnen door na-isolatie

Deze verblijfplaatsen zijn bij uitstek aanwezig in jaren 60- en 70-woningen met pannendaken. Daar zijn er de afgelopen tien jaar al veel van verdwenen. Door verdere na-isolatie van deze huizen dreigen nog meer geschikte verblijfplaatsen snel te verdwijnen. Dat vormt een directe bedreiging: als kraamgroepen niet meer op een optimale plek kunnen wonen, leidt dat tot lagere voortplanting en overlevingskansen van de jongen. Dat is nu al terug te zien in de populatieontwikkeling. Landelijk neemt het aantal meervleermuizen in Nederland al jaren af, van rond de 11.700 dieren in 1994 naar 7.000 dieren in 2021, met daarbij vooral de laatste jaren een sterke daling. Door het verdwijnen van optimale verblijfplaatsen voor grotere aantallen meervleermuizen leven ze nu in kleinere groepen. En dat is ongunstig, want een kleinere kolonie kan zichzelf minder goed warmhouden, wat de neerwaartse spiraal verder versterkt. Met de huidige afname kan de soort in 2030 hier verdwenen zijn, en dat betekent een verlies van bijna een derde van de Europese populatie.

Daarom trekt de Stichting Ecologisch Vleermuis Onderzoek Nederland (SEVON) aan de alarmbel (pdf; 0,6 MB). Er is dringend en snel actie nodig. Nederland is verplicht volgens nationale en internationale wetten deze soort te beschermen. Het is één voor twaalf voor de meervleermuis in Nederland!

Door na-isolatie en renovatie verdwijnen veel verblijfplaatsen van gebouwenbewonende vleermuizen - zoals de meervleermuis

Oplossingen

Uit grootschalige onderzoeken in Friesland en Overijssel blijkt dat door na-isolatie huizen steeds ongeschikter worden voor de meervleermuis. Omdat haast is geboden om de soort voor Nederland te behouden, zijn volgens SEVON de volgende punten noodzakelijk:

  1. Behoud van huidige verblijven. Hiervoor moet beleid gemaakt worden en woningeigenaren moeten financieel worden ondersteund bij het huisvesten van hun kraamkolonie. Omdat de kosten vaak niet op te brengen zijn voor een particulier én omdat de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor het behoud van soorten ligt het voor de hand dat de overheid hier een belangrijke rol in speelt, aldus SEVON.
  2. Op plekken waar de soort de afgelopen vijftien jaar sterk is achteruitgegaan, door het verdwijnen van geschikte verblijfplaatsen, moeten nieuwe geschikte verblijfplaatsen worden gerealiseerd via diverse bestaande provinciale en landelijke stimuleringsregelingen die zijn bedoeld voor het beschermen van aandachtssoorten. Alternatieve verblijfplaatsen moeten over langere tijd en simultaan aanwezig zijn met de – behouden – oude verblijfplaatsen, zodat de soort de mogelijkheid heeft deze te vinden en in gebruik te nemen. De randvoorwaarden die kraamverblijven van meervleermuizen nodig hebben, worden besproken in De Levende Natuur (pdf; 0,6 MB).

Verantwoordelijken moeten overgaan tot actie!

Wachten of aankijken is geen optie meer volgens SEVON, want het gaat echt slecht: de Nederlandse populatie is intussen vrijwel gehalveerd. Een negatieve populatietrend kan tot gevolg hebben dat het in de nabije toekomst niet meer mogelijk is om een vergunning te verkrijgen voor woningverduurzaming. Immers: om een vergunning te krijgen - en ook om een eventuele gedragscode toe te passen - moet met honderd procent zekerheid worden aangetoond dat de ingreep aan de woning(en) geen negatief effect zal hebben op de staat van instandhouding. En dat is zeer moeilijk als de populatietrend van een soort al negatief is. Dat kan betekenen dat de verduurzamingsmarkt deels op slot gaat, en dat is een onwenselijke situatie. De nationale overheid moet snel met de provincies om tafel om deze soort voor Nederland (en daarmee de Europese populatie) te beschermen. De aangedragen oplossingen moeten snel worden ingezet.

Alleen de meervleermuis?

Ook de Zoogdiervereniging hoopt op actie en is bezorgd over de toekomst van de meervleermuis. Ook andere gebouwbewonende vleermuissoorten staan door na-isolatie (en andere ontwikkelingen in het kader van de energietransitie) onder druk, zoals de laatvlieger en de tweekleurige vleermuis.

De strategie genoemd voor de meervleermuis is ook voor andere gebouwbewonende vleermuissoorten toepasbaar. Het aanbieden van nieuwe verblijfplaatsen (zoals door natuurinclusief bouwen) en het bijhouden van de effectiviteit daarvan is daarbij belangrijk.

Meer informatie

Achtergrondinformatie met betrekking tot het effect van na-isolatie en renovatie op de meervleermuis in Nederland:

Tekst: Anne-Jifke Haarsma & René Janssen, Stichting Ecologisch Vleermuisonderzoek Nederland; Marcel Schillemans, Zoogdiervereniging; Kamiel Spoelstra, Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW)
Foto's: Johann Prescher (leadfoto: meervleermuizen leven in grote kraamgroepen en hebben daardoor veel ruimte nodig in hun verblijfplaatsen); René Janssen; Erik Korsten