Zeearend
28-FEB-2023 - Wat zijn de negatieve gevolgen voor roofvogels nu het aantal windturbines in Nederland alleen maar toeneemt? En hoe kunnen we die voorkomen?

In een nieuw onderzoek van Wageningen Environmental Research met de Werkgroep Zeearend Nederland en Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels is de kennis over risico’s van aanvaringen van zeearenden en bruine kiekendieven met windturbines op een rij gezet voor de provincie Flevoland. De analyses zijn gebaseerd op een steekproef van jonge zeearenden en bruine kiekendieven die zijn uitgerust met gps-zenders in 2019-2021.

Gezenderde jonge zeearend

Vliegbewegingen en vlieghoogtes bepalen kans op aanvaring

Het risico op aanvaringen met windturbines wordt voor een groot deel bepaald door de vliegtijd van de roofvogels op de hoogte van de turbinerotoren. Maar ook weersomstandigheden, tijdstip van de dag en het seizoen zijn hierin bepalend.

Een belangrijk deel van de vliegtijd vond op rotorhoogte plaats. Binnen de provincie Flevoland vlogen zeearenden 34 procent van de vliegtijd op de rotorhoogte van turbines en bruine kiekendieven 14 procent van de vliegtijd. De meeste vluchten van beide soorten vonden plaats op lage hoogtes van onder de 25 meter, de laagste ‘tiplaagte’ van turbinerotoren in de provincie.

De resultaten lieten zien dat de weersomstandigheden een belangrijke invloed hadden op de vlieghoogte van beide roofvogels. Rond de middag, tussen 12.00 en 15.00 uur, werd het vaakst op rotorhoogte gevlogen. Op basis van de gevonden vliegbewegingen en vlieghoogtes werden potentiële risicogebieden voor botsingen voor beide roofvogels vastgesteld.

Vervanging van turbines in Flevoland

De provincie Flevoland vervangt op dit moment oude, kleine turbines met een lage tiplaagte door een kleiner aantal grotere turbines met een hogere tiplaagte. Bij die sanering nemen zowel het totale vermogen als het totale rotoroppervlak sterk toe.

Ralph Buij van Wageningen Environmental Research: “Het is in absolute zin nadelig voor zeearenden en bruine kiekendieven dat er grotere turbines komen met de ‘re-powering’ in de provincie, omdat de vogels meer rotoroppervlak tegenkomen waar ze tegenaan kunnen vliegen. Aan de andere kant is de aanvaringskans per eenheid vermogen voor grote turbines een stuk lager in vergelijking met kleine turbines. Als de provincie had gekozen voor eenzelfde toename van de windenergieproductie met de oudere turbinemodellen, was het aanvaringsrisico dus nog veel sterker toegenomen.”

Hoe verklein je de kans op een aanvaring?

Er is een aantal mogelijkheden om aanvaringskansen van de roofvogels met Flevolandse turbines te verkleinen. Het onderzoek laat zien dat dit kan door het instellen van een stilstandperiode, zoals het stilzetten van turbines tussen 10.00 en 18.00 uur in de maanden april en mei. De analyse van de gps-zenderdata laat zien dat dit de kans op aanvaring al verminderd met 26 procent voor de bruine kiekendief en 21 procent voor de zeearend. Een andere maatregel, die elders al effectief is gebleken, is stilstand op basis van cameradetectie van een naderende roofvogel. Voor wat betreft het zwart verven van een enkele turbinerotor, zoals eerder succesvol was voor een aantal vogelsoorten in Noorwegen, moet die effectiviteit voor roofvogels in Nederland nog bewezen worden. Dergelijke maatregelen zouden zich moeten richten op de meest risicovolle turbines, die de meeste passeerbewegingen hebben.

De belangrijkste maatregel blijft nog altijd het voorkomen van de plaatsing van turbines in gebieden waar aanvaringskansen hoog zijn. De zenderdata van de jonge zeearenden laten zien dat de Flevopolders veel vaker doorkruist worden dan werd aangenomen tijdens de planfase van de windparken. Vooral de turbines in de polders net ten zuiden van de Oostvaardersplassen zijn risicovol, omdat de zeearenden regelmatig door die polders op en neer pendelen tussen de Oostvaardersplassen en natte gebieden in het zuiden van de provincie, en de Veluwe. Juist daar werden de afgelopen jaren twee zeearenden slachtoffer van aanvaringen met windturbines.

Gevolgen voor omvang populatie

Met de toename van het aantal windturbines wordt voldaan aan de belangrijke vraag naar de productie van windenergie, maar tegelijkertijd nemen negatieve effecten op vogels toe. Zelfs met een klein aantal slachtoffers kan dit bij sommige soorten al belangrijke gevolgen hebben. Vooral voor zich langzaam voortplantende soorten, soorten die al onder druk staan, of zeldzame soorten, zoals bruine kiekendieven en zeearenden, is dit problematisch.

Tot nu toe was in Nederland weinig bekend over de kansen op aanvaringen van roofvogels met windturbines, en waar en wanneer die risico’s het grootst zijn. Dit bemoeilijkt het treffen van effectieve maatregelen om sterfte te voorkomen. De nauwkeurige vlieggegevens van de gps-zenders leveren nieuwe inzichten op die dergelijke maatregelen mogelijk maken.

Dit onderzoek werd gesubsidieerd door de Provincie Flevoland en door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in het kader van WUR Kennisbasisprogramma KB36 Biodiversiteit in een Natuurinclusieve Samenleving.

Tekst: Wageningen Environmental Research
Foto's: Hans Dekker, Saxifraga (leadfoto: zeearend); Ralph Buij