Gele ogen in de kustpolders
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Uilen zijn erg populair en trekken steevast veel aandacht. Aan het einde van 2011 blikken we terug op een erg goed muizenjaar en daar zijn al die uilen erg blij mee. Dat zo ’n muizenjaar rendeert, zien we nu al aan de aantallen: er zitten meer overwinterende Velduilen dan normaal. Handig meegenomen met de vakantie in 't verschiet: zo'n ontmoeting met een Velduil levert vaak een adembenemend schouwspel op.
Misschien is het de hypnotiserende blik, of de reputatie als symbool voor wijsheid die uilen zo geliefd maakt bij de mens. De Velduil (Asio flammeus) is de minder gekende maar sterk verwante broer van de Ransuil, die je op heel wat plaatsen in Vlaanderen broedend kan aantreffen . Helaas zijn broedgevallen van Velduilen eerder een uitzondering in ons land: gemiddeld wordt dat om de drie à vier jaar vastgesteld. Gelukkig krijgen we in de winter noordelijke Velduilen op wintervisite, en die zijn doorgaans erg honkvast.
Terwijl de Ransuil op een nest in de bomen broedt, legt de Velduil de eieren op de grond. Vreemd voor een grondbroeder is dat de eieren spierwit zijn, net zoals bij de andere uilensoorten. Dat maakt zo’n nest natuurlijk erg kwetsbaar voor predatoren. Maar eens de goed gecamoufleerde uil op het nest zit, wordt alles vrijwel onzichtbaar.
In tegenstelling tot de meeste uilen, zijn Velduilen vaak overdag actief en dat in open landschap. Dat maakt dat ze beter opvallen en meer worden gezien. Zoals de naam al aangeeft: voor Velduilen zoek je best het platteland op, of andere, ietwat ruigere gebieden die erg vlak en open zijn maar toch de nodige beschutting bieden. Daar kunnen ze zich veilig verbergen, maar vinden er ook beschutting tegen de strakke wind, die in de wintertijd des te meer ijzig voelbaar is in open landschap. Als beschutting dient vaak een lijvige dijk, maar ook een struikje of zelfs slechts een vette, opstaande aardkluit kan voldoende zijn om de wind te breken. Dit gedrag en zijn leefomgeving vertalen zich dan ook in het uitzicht van de Velduil: de bleke, koud gelig bruine kleur met donkerbruine vlekken maakt dat hij weinig opvalt op de grond. In het witte gezicht contrasteren de zwarte oogvlekken met daarin de gele starende ogen, die bij de Ransuil feloranje zijn. Een Velduil zoeken blijft dus wel een uitdaging.
Dat het aantal Velduilen deze winter hoger zou liggen werd al duidelijk tijdens de najaarstrek: tussen eind september en begin november trokken er 60 verschillende exemplaren over de Belgische telposten. Vorig jaar waren dat er slechts 22, een aantal dat we nu in één week haalden in de trekpiek midden oktober. De doortrek was heel gespreid over het land, met zwaartepunten in de Brabantse kouters, het Scheldebekken en de kustpolders.
Pas later manifesteerden de kustpolders zich als belangrijke overwinteringsplaats, allicht omdat er in de graslanden een groter voedselaanbod is. De Uitkerkse polders is ons kroonjuweel als we over permanente graslanden in de kustpolders spreken. Dat is traditioneel een goede plek voor Velduilen, maar deze winter springt er echt wel uit: onlangs werden hier zo maar eventjes 22 velduilen geteld. Vorige winter lag het maximum op tien. Een opsteker: er werden ook acht Velduilen geteld in de Prosperpolder, meer bepaald op de huidige werf van de omstreden Hedwigepolder, waar we eerder dit jaar al melding maakten van enkele pleisterende, zeldzame Steppekiekendieven. Het ultieme bewijs dat hier een meer dan gezonde knaagdierenpopulatie huist. Terug naar de traditionele plaatsen: de Oostendse polders en de IJzerbroeken in Woumen mochten deze winter allebei vijf velduilen verwelkomen, in Het Zwin in Knokke zitten er vier. Jeneffe, een dorpje in de provincie Luik, huisvest momenteel drie Velduilen. Sinds 15 november werden er in België op meer dan 30 plaatsen Velduilen opgemerkt, meestal gaat het om één of twee vogels.
Veel muizen, veel uilen… het klinkt alweer als muziek in de oren. Toch mag het ons niet doen vergeten dat deze prachtsoort het moeilijk heeft in West-Europa. Op wereldschaal spreken we gelukkig over een circumpolaire soort: ze komt dus voor in een doorlopende band over het noordelijk deel van de aarde. Europa huisvest nog geen vierde van de totale wereldpopulatie. Broedende Velduilen stellen vooral rust op prijs: daarvoor zoeken ze weidse gebieden op, zonder verstoring, zonder druk van toerisme maar ook zonder bv. begrazing door vee. Die combinatie maakt dat Europa aardig beklemmend is geworden voor de Velduil: ten zuiden van Schotland en Scandinavië zal je ze dus niet gemakkelijk broedend aantreffen. Zo is ook de Nederlandse broedpopulatie tijdens de laatste decennia sterk geslonken.
De soort volgt de veranderingen van de muizenstand: 2008 en 2009 waren goede jaren, maar de muizencrash in 2010 was een slecht jaar. 2011 was opnieuw uitstekend. De huidige wintershow is daar een afspiegeling van: onze overwinterende Velduilen zijn afkomstig van die noordelijkere Europese broedplaatsen, zo blijkt uit ringonderzoek.
Het is dus niet onbelangrijk dat die uitgestrekte gebieden bewaard blijven voor deze prachtige muizenvanger, niet alleen in de broedgebieden, maar ook op de overwinteringsplaatsen.
Tekst: Gerald Driessens, Natuurpunt Studie
Foto's: Axel Smets en Raymond de Smet