Het Egelzwammetje, een juweel van een paddenstoeltje

Nederlandse Mycologische Vereniging
27-JUN-2019 - Het Egelzwammetje is een klein maar opvallend paddenstoeltje om naar uit te kijken in de zomermaanden, want er worden dan relatief veel waarnemingen gemeld. Het komt veel voor in gemeenschappen van bosplanten die gedomineerd worden door wilg, op voedselrijke gronden die periodiek onder water staan.

EgelzwammetjeHet Egelzwammetje (Phaeomarasmius erinaceus, Rode Lijst: bedreigd) is landelijk gezien een vrij zeldzame soort die vooral voorkomt op de pleistocene gronden en in de duinstreek. De paddenstoel groeit op afgestorven hout (saprotroof) van vooral wilg (maar soms op els of berk), in wilgenstruwelen, wilgenvloedbossen en loofbossen op voedselrijke bodems die periodiek overstromen. Een bekende vindplaats is Kwintelooijen, een zandafgravingsgebied bij Rhenen (UT), waar het Egelzwammetje onlangs weer werd aangetroffen.

Het Egelzwammetje is gemakkelijk herkenbaar aan het schubbige oranje- tot kastanjebruine hoedje. Ook het steeltje is schubbig. De nogal buikige lamellen staan vrij wijd uiteen en zijn gezaagd. Het hoedje is doorgaans niet veel breder dan één tot twee centimeter.

Egelzwammetjes hebben net als sommige taailingen (Marasmius-soorten) de neiging bij droogte ineen te schrompelen en in een vochtige periode weer op te zwellen. Dit verklaart het gemeenschappelijke 'marasmius' in de geslachtsnaam. Marasmius is namelijk afgeleid van het Griekse woord 'marasmos', dat verwijst naar wegkwijnen en uitdrogen. Het geslacht Phaeomarasmius omvat wereldwijd ongeveer twintig soorten die merendeels leven op afstervend hout of rottend plantenmateriaal. In Nederland kent het geslacht slechts één vertegenwoordiger: het Egelzwammetje.

Egelzwammetjes op wilgentakHet Egelzwammetje kan van april tot in november worden gevonden. Het aantal meldingen kent volgens de statistieken op waarneming.nl een piek in de maand juli. In 2017 en 2018 is het Egelzwammetje aanzienlijk minder gemeld dan in de jaren daarvoor. Onduidelijk is waaraan deze terugloop in het aantal meldingen moet worden toegeschreven.

Tekst: Jan Knuiman, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Wendy van der Heeden; Jan Knuiman