Meer dan de helft van de merels broedt in steden en dorpen

Sovon Vogelonderzoek Nederland
8-APR-2022 - In 2022 staat de merel volop in de spotlights van tellers en onderzoekers. Meer dan de helft van de merels broedt tegenwoordig in steden en dorpen, het terrein waar ook dit voorjaar weer zo’n duizend vogelaars op pad gaan voor het Meetnet Urbane Soorten (MUS). Wat laten hun tellingen zien?

In de Vogelatlas van Nederland uit 2018 staat de merel te boek als onze talrijkste broedvogel. Dat ruime voorkomen is niet altijd zo geweest. Oorspronkelijk waren merels schuwe bosvogels, die zich in de afgelopen twee eeuwen echter als succesvolle cultuurvolgers ontwikkelden. Nozeman & Sepp (1770-1829) schreven: "De merel mag een inbooreling genoemd worden, want hy wordt jaerlyks gebroed in sommigen onzer bosschen, dikwils in onze griendten, en meest aen de slootkanten op de koppen van geknotte willigenstooven." Uit deze beschrijving kun je opmaken dat de soort niet zo algemeen was, zeker niet in dorpen en steden.

Ruim de helft van de merels broedt tegenwoordig in steden en dorpen. Deze standvogels zijn alleseters, al vormen in het voorjaar vooral regenwormen en andere ongewervelden het stapelvoedsel. Buiten het broedseizoen eten ze ook bessen en fruit en profiteren ze van bijvoederen in tuinen. De broedperiode is van maart tot in augustus. Ze bouwen dan hun nesten in struiken, heggen, struweel, klimplanten, maar ook op muren, richels en onder afdaken. Ondanks deze brede smaak raakte deze bekende tuinvogel toch in zwaar weer.

Dalende aantallen

In 2007-2016, de eerste tien jaar van het tellen van stadsvogels met het Meetnet Urbane Soorten (MUS), nam het aantal merels met gemiddeld één procent per jaar af. Dat lijkt weinig, maar over deze periode van negen jaar bedraagt de afname dan al negen procent. Vanaf 2016 versterkte het usutu-virus deze afname, die begon in het zuidoosten van ons land. In 2017 veroorzaakte de ziekte vooral een afname in de hoge delen van Nederland. In de twee jaren erna ging usutu door heel het land.

In drie jaar tijd verloren we een derde van onze merels. De afname in Hoog-Nederland was duidelijk groter dan in de lage delen. In Limburg en Noord-Brabant was het effect uiteindelijk het grootst, in de drie noordelijke provincies het kleinst. Door deze sterke afname is de merel niet meer de talrijkste broedvogel, maar staat de huismus nu op één. Vanaf 2019 is de afname in het stedelijk gebied echter gestopt en de laatste twee jaar nemen de aantallen weer iets toe.

Aantalsontwikkeling (index) van de merel in MUS, landelijk en in Hoog- en Laag-Nederland in 2007-2021

Gemiddeld aantal merels per telpunt per wijktype in 2007-2016 en 2017-2021. Gesloten: aaneengesloten bebouwing, open: niet aaneengesloten bebouwing

Verschillen tussen wijken

In grote lijnen zijn de trends in de verscheidene wijktypen vergelijkbaar met de landelijke afname. Maar er zijn wel verschillen tussen wijktypen. In nieuwbouw (na 1990) en in oude wijken (binnensteden en dorpskernen gebouwd voor 1900) is de afname in vijftien jaar minder groot dan in andere delen van het stedelijk gebied. Tot 2017 werden de hoogste gemiddelde aantallen per telpunt vastgesteld in wijken met een ruime opzet (open) en in parken. Daar is meer ruimte voor tuinen en openbaar groen en dus meer leefgebied voor broedende merels. Maar zonder uitzondering namen merels in alle wijktypen af.

Nieuw jaar, nieuwe kansen

Spannend is of het recente herstel bij de merel zal doorzetten. In het Jaar van de Merel gaan we dat natuurlijk volgen, net als de ontwikkelingen van andere soorten. Heb je belangstelling voor stadsvogels, dan kun je dicht bij huis meetellen voor MUS. Kijk op Sovon.nl/mus of er een vacant gebied is bij jou in de buurt. 

Via Cursus.sovon.nl kun je met de vernieuwde online MUS-cursus nagaan of je voldoende soortenkennis hebt om mee te doen aan het project. Of kijk de startavond voor de beginnende MUS-teller terug op ons YouTube-kanaal. Wil je voordat je begint eerst met een andere MUS-teller meelopen, stuur dan een e-mail naar jan.schoppers@sovon.nl.

Tekst: Jan Schoppers, SOVON
Foto: Koos Dansen
Grafieken: SOVON