Invloed van beekslib op biodiversiteit waterplanten – maatregelen voor beheerders
OBN NatuurkennisIn veel beken worden ecologische KRW- en Natura 2000-doelen voor waterplanten en vegetatie niet gehaald. De meeste doelsoorten houden van matig voedselrijke omstandigheden, soms in combinatie met zacht, kalkarm water. Hoewel de fosfaatconcentratie in het oppervlaktewater van beken de afgelopen jaren wel omlaag gebracht is, heeft dit vooral op plekken met slibophoping niet geleid tot voldoende verbetering. Woekerende waterplanten kunnen gebruik maken van nutriënten en koolstof uit het slib, waarmee ze door hun snelle groei een betere concurrentiepositie hebben ten opzichte van veel doelsoorten.
Algemene soorten woekeren, ook in schoon water
Overmatige ophoping van slib is geen natuurlijk fenomeen. In stromende beken worden slib en zand af- en aangevoerd. Erosie en sedimentatie zijn processen die zorgen voor een dynamische bodem in beken: hier sedimenteert wat, daar erodeert wat. Door verstoring van dit evenwicht, bijvoorbeeld doordat de hydrologie verandert (piekafvoeren, verminderde stroming of periodiek zelfs helemaal geen stroming) of door plotselinge toevoer van sediment vanaf de aanliggende gronden (oppervlakkige afspoeling bij hevige regen, verandering van landgebruik), kan overmatige sedimentatie of juist insnijding, waarbij de beek dieper komt te liggen, optreden. In veel beken ontstaat dan een onnatuurlijk dikke laag slib, vaak met een hoge nutriëntenconcentratie.
Effect van slib
Om de rol van het voedselrijke slib te onderzoeken, analyseerden onderzoekers de samenstelling van het slib en bekeken zij de vegetatie op die plekken. Slib blijkt duidelijk een effect te hebben op de vegetatie. Gewenste doelsoorten als teer vederkruid, waterviolier en duizendknoopfonteinkruid groeien alleen op plekken zonder of met weinig slib. Op plekken met een dikke sliblaag gaan vaak andere en algemene soorten woekeren. Deze profiteren van de voedselrijkdom van het slib en concurreren de meer gevoelige doelsoorten weg. Opvallend genoeg komt deze woekering ook voor op plekken waar het oppervlaktewater arm is aan nutriënten. Dit laat zien dat een verbetering van de waterkwaliteit niet automatisch leidt tot de gewenste doelsoorten. Ook de onderwaterbodem speelt een rol in het geheel.
Baggeren of doorstromen
Meest logische oplossing is om de beken te baggeren en het slib af te voeren. Toch is dit niet altijd de beste oplossing, omdat de planten zich daarna helemaal opnieuw moeten vestigen. Een andere maatregel die vaak wordt toegepast is laag maaien. Hierdoor kan de vegetatie het slib minder goed vasthouden en spoelt het weg. Het nadeel hiervan is dat juist de woekersoorten profiteren, omdat uit de afgemaaide fragmenten nieuwe planten kunnen ontstaan.
Het is dus vooral de kunst om juist te voorkomen dat er een sliblaag op de bodem ontstaat. Dat kan enerzijds door ervoor te zorgen dat er minder slib vanuit landbouwgrond de beek inspoelt, anderzijds door te zorgen voor voldoende doorstroming, zodat het slib de kans niet krijgt om neer te dalen.
Veldwerkplaats Grip op Beekslib
Hoe waterbeheerders en natuurbeheerders samen aan de oplossing van dit probleem kunnen werken, is onderwerp van een veldwerkplaats over dit onderwerp. Op 25 mei kunnen deelnemers zien hoe waterschap en terreinbeheerders in de Dortherbeek het slibprobleem aanpakken. Ook bezoeken de deelnemers locaties waar duidelijk te zien is wat de effecten zijn van te veel aan voedselrijk slib.
Meer informatie
- Over de veldwerkplaats Grip op beekslib en aanmelden.
- Het onderzoeksrapport Grip op beekslib (pdf: 14,7 MB).
Tekst: Kennisnetwerk OBN
Foto: Dick Belgers