Jaaroverzicht 2001-2004

Overzicht van waarnemingen 2001-2004

Hieronder vindt u voor elke soortsgroep een bespreking van de waarnemingen die gedaan zijn van 2001 tot en met 2004. Het is onderverdeeld in een gedeelte over vogels, vlinders en planten.

Planten

Voor een aantal planten uit het project hebben we aangetoond dat de temperatuur in de periode voorafgaand aan de bloeiperiode van invloed is op het moment waarop de plant begint te bloeien. Hiertoe hebben we bepaald in hoeverre de variatie in de datum van de start van de bloei verklaard kon worden door de temperatuur in de voorafgaande periode.
Bij bijvoorbeeld het Klein hoefblad (Tussilago farfara) blijkt de gemiddelde temperatuur in de eerste 80 dagen van het jaar bepalend te zijn voor het moment waarop de plant in bloei komt. Kortom: als we een warm voorjaar hebben, bloeit het Klein hoefblad vroeger. In figuur 1 staat het moment van bloei uitgezet (x-as) tegen de gemiddelde teperatuur in deze periode (y-as). Hiervoor is data gebruikt uit de periode 1954-1967 en 2001-2003. De gemiddelde temperatuur in deze 80 dagen varieert tussen -2°C en 6°C, de gemiddelde eerste bloeidatum tussen 24 februari (2002) en 11 april (1947). Gemiddeld lag de temperatuur de afgelopen 100 jaar op 2.95°C. Hierbij hoort een gemiddelde eerste bloeidatum tussen 10 en 15 maart. In de figuur is duidelijk te zien dat in het jaar waarin deze periode het warmst was, het Klein hoefblad ook het eerst in bloei stond. De laatste jaren (2001-2004) was de eerste bloeidatum 4 maart, gemiddeld over de periode 1947-1968 op20 maart.

Links Figuur 1: Bloei van Klein Hoefblad. De gemiddelde eerste bloeidatum is uitgezet tegen de gemiddelde temperatuur in de eerste 80 dagen van het jaar. De data omspannen de periode 1954-1967 en 2001-2003. Rechts Figuur 2: Waargenomen eerste bloeidatum van Klein hoefblad (rood) en aan de hand van weersgegevens berekende eerste bloeidatum (blauw).

Pinksterbloem
Een ander voorbeeld is de Pinksterbloem (Cardamine pratensis). In 2003 en 2004 bloeide deze plant niet zo veel later dan 2002, wat een erg vroeg jaar was. In 2003 en 2004 respectievelijk 5 en 6 april gemiddeld, en 30 maart in 2002. In de periode 1947-1968 was de gemiddelde bloeidatum van de Pinksterbloem nog 21 april, de afgelopen 3 jaar is dit gemiddeld 7 april (N=642). Dit is een vervroeging van zo'n 2 weken. Ook voor de Pinksterbloem vinden we duidelijk een verband tussen de temperatuur en het moment van bloei. (figuur 3). Als de gemiddelde temperatuur in de periode februari-april 1°C hoger ligt, zal de Pinksterbloem zo'n 5 dagen eerder gaan bloeien.

Figuur 3 : Bloei van Pinksterbloem. De gemiddelde eerste bloeidatum is uitgezet tegen de gemiddelde temperatuur in de periode februari-april. De data omspannen de periode 1947-1968 en 2001-2003.

Bloeidata kruidachtige planten

Soort 20012002200320041940-1960 ( * =1940-1957)
Akkerhoornbloem   29 april 17 april 21 april 14 april 29 april
Boerenwormkruid   7 juli 7 juli 29 juni 8 juli 17 juli(*)
Bosanemoon   26 maart 18 maart 22 maart 21 maart 6 april
Brem   26 april 9 april 19 april 18 april 11 mei
Dopheide   - 13 juni 15 juni 24 mei 26 juni (*)
Dotterbloem   2 april 24 maart 2 april 27 maart 14 april
Echte koekoeksbloem   11 mei 4 mei 6 mei 10 mei 14 mei
Fluitenkruid   22 april 6 april 18 april 9 april 4 april
Gele lis   22 mei 16 mei 17 mei 16 mei 25 mei
Gele plomp   26 mei 22 mei 21 mei 22 mei  
Groot kaasjeskruid   1 juli 25 juni 16 juni 9 juni  
Grote kattenstaart   7 juli 26 juni 17 juni 26 juni 6 juli (*)
Hondsdraf   7 april 26 maart 31 maart 29 maart 16 april
Klein hoefblad   6 maart 24 febr. 9 maart 1 maart 18 maart
Klimop   21 sept. 16 sept. 5 sept. 11 sept. 22 sept.(*)
Kruipende boterbloem   2 mei 25 april 26 april 27 april 6 mei
Look-zonder-look   1 mei 18 april 20 april 17 april 2 mei
Maarts viooltje   22 maart 2 maart 19 maart 10 maart 3 april
Margriet   20 mei 12 mei 7 mei 10 mei 23 mei
Moerasandoorn   - 23 juni 21 juni 29 juni 9 juli (*)
Moerasspirea   3 juli 25 juni 21 juni 21 juni 2 juli (*)
Pinksterbloem   14 april 30 maart 5 april 6 april 20 april
Scherpe boterbloem   30 april 15 april 26 april 19 april 3 mei
Sneeuwklokje   29 januari 28 januari 28 januari 25 januari 23 febr.
Speenkruid   7 maart 1 maart 6 maart 3 maart 30 maart
St.-Janskruid   26 juni 21 juni 17 juni 22 juni 30 juni (*)
Struikheide   21 juli 16 juli 21 juli 18 juli 3 augustus (*)
Witte dovenetel   21 april 4 april 15 april 9 april 26 april
Witte waterlelie   30 mei 31 mei 27 mei 30 -

Gemiddelde eerste datum van fenologische stadia van houtgewassen

BO=bladontplooiing, B=bloei, V=vruchten rijp.

Soortfenofase20012002200320041940-1960 ( * =1894-1968)
Amerikaanse eik BO - 17 april 16 april 22 april 20 april *
Berk, ruwe BO 19 april 7 april 12 april 7 april 21 april *
Berk, ruwe B 22 april 29 maart 15 april 7 april 20 april *
Beuk BO 27 april 21 april 16 april 13 april 29 april *
Beuk V - - - 30 aug  
Europese lariks BO 13 april 24 maart 4 april 3 april -
Gele kornoelje B 18 febr 9 febr 25 febr 11 febr -
Gouden regen B 15 mei 2 mei 2 mei 2 mei 15 mei *
Hazelaar B 15 febr 30 jan 6 febr 23 jan -
Hazelaar V 9 sept 5 sept 6 aug 17 aug -
Lijsterbes B 10 mei 29 april 28 april 1 mei 12 mei *
Lijsterbes V 24 juli 21 juli 16 juli 26 juli -
Meidoorn, eenstijlige B 10 mei 25 april 28 april 29 april 17 mei *
Paardenkastanje BO 9 april 4 april 6 april 5 april 14 april *
Paardenkastanje B 6 mei 23 april 24 april 27 april -
Paardenkastanje V 8 sept 10 sept 2 sept -  
Sering B 7 mei 17 april 23 april 26 april 8 mei *
Sleedoorn B 18 maart 10 maart 19 maart 9 maart 18 april *
Vogelkers B 24 april 6 april 18 april 20 april  
Vlier B 25 mei 13 mei 15 mei 20 mei 3 juni *
Vlier V 14 aug 8 aug 6 aug 25 aug  
Zomereik BO 5 mei 26 april 19 april 22 april  
Zomereik V - - - 4 sept  

Bladontplooiing, herfstverkleuring en bladval van een aantal boomsoorten,  2001-2004

 Mediane datum (2001 t/m 2004)
 Bladontplooing50% herfsttint100% herfsttinteinde bladval
Beuk    16 april   17 oktober   6 november   25 november
Berk (ruwe)    5 april   5 oktober   16 oktober   2 november
  Paardenkastanje    4 april   7 oktober   25 oktober   9 november
Europese lariks    3 april   -   -   -
Zomereik    23 april   5 oktober   28 oktober   26 november

Vlinders

De dagvlinders zijn in verschillende groepen in te delen wanneer we naar de manier van overwinteren kijken: vlinders die als volwassen vlinder overwinteren, soorten die als pop overwinteren, vlinders die als rups overwinteren en die als eitje de winter doorkomen. De manier van overwinteren heeft ook consequenties op het tijdstip waarop ze weer beginnen te vliegen in het voorjaar of zomer. Hieronder volgen de besprekingen voor de verschillende groepen.

Vlinderoverwinteraars
Bij de vlinders zijn het de vlinderoverwinteraars die er in het voorjaar het eerst verschijnen als het weer het toelaat. Zo was er in 2003 op 14 januari al een Dagpauwoog in Goes gezien en 26 januari werd de eerste Citroenvlinder gezien. In 2005 was er begin januari een erg warme periode, en werden half januari al Kleine vossen, Dagpauwogen, Citroenvlinders en zelf Atalanta's gezien. Het tijdstip waarop de eerste vlinderoverwinteraars verschijnen wordt bepaald door de eerste iets warmere dagen. Als de zon maar krachtig genoeg schijnt op het plekje waar de vlinder zit, dan kan de vlinder wakker worden en gaan vliegen. De gemiddelde eerste waarnemingsdata van deze vlinders liggen wel een stuk later: eind maart worden gemiddeld de eerste vlinderoverwinteraars gezien. Dit zijn de Kleine vos (19 maart in de periode 2001-2004), Citroenvlinder (20 maart), Dagpauwoog (27 maart) en Gehakkelde aurelia (29 maart).

Popoverwinteraars
Snel nadat de meeste vlinderoverwinteraars actief geworden zijn, verschijnen er andere soorten. De vlinders die in april beginnen te vliegen zijn soorten die als pop overwinteren. Het Kleine koolwitje bijvoorbeeld verschijnt (gemiddeld over 2001-2004) op 8 april. Na deze eerste vliegperiode komen nog enkele generaties die later in de zomer vliegen. Deze generaties overlappen elkaar gedeeltelijk, en de meeste aantallen worden dan rond eind juli gezien. Het Groentje en Oranjetipje zijn vlinders die altijd maar in één generatie vliegen. Oranjetipjes vliegen vanaf begin april, maar de meeste eerste Oranjetipjes worden gezien tussen 20 en 28 april. De vlinders zoeken dan de jonge bloemen op van Look-zonder-look of Pinksterbloem. De rupsen eten eerst van deze bloemen, en als ze wat groter zijn eten ze ook de vruchten. Look-zonder-look begint rond de tweede helft van april te bloeien, en de Pinksterbloem al begin april.

Rupsoverwinteraars
Tot de rupsoverwinteraars behoren veel soorten zandoogjes, en het is niet verwonderlijk dat de meeste pas laat in het jaar vliegen vergeleken met de pop- en vlinderoverwinteraars. Rupsoverwinteraars moeten nog een groot deel van de ontwikkeling doormaken van rups tot vlinder. Het eerste zandoogje dat vliegt is het Bont zandoogje. Niet alle Bonte zandoogjes overwinteren als rups, een deel komt de winter door in popstadium. Deze zullen eerder beginnen te vliegen dan de rupsoverwinteraars. De Kleine vuurvlinder is de eerste echte rupsoverwinteraar. Deze soort vliegt meestal in twee generaties, waarvan de eerste vanaf gemiddeld 6 mei (2001-2004) vliegt. De eerste exemplaren vliegen al begin april. De tweede generatie vliegt van begin juli tot begin oktober. In warme nazomers kan er nog een derde generatie vliegen tussen eind augustus en begin november. Echte late zandoogjes zijn de Heivlinder en Oranje zandoogje. De meeste heivlinders worden begin juli voor het eerst waargenomen, de eerste vliegen vanaf half juni. Oranje zandoogjes beginnen vanaf half juni te vliegen, de gemiddelde eerste waarnemingsdatum is 9 juli (2001-2004). De Heivlinder en het Oranje zandoogje vliegen altijd in één generatie.

Ei-overwinteraars
De Natuurkalender kijkt naar 3 soorten dikkopjes. Daarvan overwintert het Zwartsprietdikkopje als ei. Het Geelsprietdikkopje en het Groot dikkopje overwinteren als rups: de eerste als nuchtere rups, dat wil zeggen dat de rups nadat deze uit het ei kruipt in de zomer, direct een coconnetje spint om in te overwinteren. De rups van het Groot dikkopje begint pas aan de overwintering als deze halfvolgroeid is. Gemiddeld over de laatste jaren vloog het Zwartsprietdikkopje op 8 juli, het Geelsprietdikkopje op 25 juni. Het Groot dikkopje is van de 3 dikkopjes altijd de eerste: gemiddeld over 2001-2004 was de eerste waarneming gedaan op 17 juni.

Trekvlinders
De bekendste trekvlinders zijn de Atalanta en de Distelvlinder. Deze zijn nauw aan elkaar verwant. De Atalanta vliegt hier in één generatie per jaar, naast de trekkers die uit Zuid-Europa in ons land komen. Gedurende de zomer komen er trekkers uit het zuiden bij, en hierdoor is het moeilijk om deze generaties te onderscheiden. Waarschijnlijk overwinteren er ook Atalanta's in Nederland: vaak worden al enkele exemplaren vroeg in het voorjaar gezien, wanneer de omstandigheden zo zijn dat ook de andere vlinderoverwinteraars zich voor het eerst laten zien. Er zijn verschillende waarnemingen uit februari gedaan in de afgelopen jaren. Vanaf half maart worden veel eerste Atalanta's gezien.
De Distelvlinder is later dan de Atalanta: Vanaf ca. 7 mei worden veel eerste Distelvlinders waargenomen. Ook Distelvlinders overwinteren normaal in zuidelijke landen en trekken daarvanuit weer naar Nederland in de lente. Gemiddeld over 2001-2004 wordt de eerste Distelvlinder gezien op 19 mei. Ook van deze soort kregen we enkele meldingen uit februari en een aantal uit maart en april. Waarschijnlijk worden er wel eens exemplaren door een gunstige warme luchtstroming uit het zuiden meegenomen. Vooral in augustus zijn de aantallen Distelvlinders hoog: de vlinders die uit het zuiden gekomen zijn hebben dan een nieuwe generatie voortgebracht, en er komen ook nog trekkers bij uit het zuiden. De nieuwe generatie is vaak duidelijk herkenbaar doordat ze er erg mooi en vers uitzoen. Trekkers zijn vaak beschadigd en erg flets van kleur.

Eerste vlinders

Soort200120022003200420052001-2004
Atalanta 13 mei 9 mei 7 april 12 april    
Dagpauwoog   31 maart 24 maart 30 maart 2 april  
Distelvlinder 15 mei 6 juni 30 mei 16 mei    
Gehakkelde aurelia   27 maart 23 maart 30 maart 24 maart  
Klein vos 2 april 16 maart 15 maart 17 maart 23 maart  
Klein koolwitje   31 maart 26 maart 15 april 1 april 8 april
Groot koolwitje   3 april 13 april 24 april 18 april 17 april
Boomblauwtje   16 april 16 april 20 april 12 april 19 april
Klein geaderd witje   7 april 13 april 25 april 11 april 20 april
Oranjetipje 3 mei 20 april 18 april 19 april 21 april 22 april
Bont zandoogje   4 april 18 april 25 april 21 april 23 april
Landkaartje 12 mei 23 april 18 april 30 april 24 april 26 april
Groentje     7 mei 27 april 28 april 7 mei
Citroenvlinder   16 maart 17 maart 17 maart 21 maart  
Kleine vuurvlinder     25 april 8 mei   6 mei
Argusvlinder     7 mei 17 mei   12 mei
Icarusblauwtje   16 mei 4 mei 20 mei   15 mei
Hooibeestje   17 mei 18 mei 17 mei   20 mei
Groot dikkopje 24 juni 22 juni 14 juni 14 juni   17 juni
Koevinkje   25 juni 24 juni 27 juni   25 juni
Bruin zandoogje   18 juni 15 juni 28 juni   26 juni
Geelsprietdikkopje       9 juli   28 juni
Zwartsprietdikkopje     26 juni 9 juli   8 juli
Heivlinder           9 juli
Oranje zandoogje     7 juli 18 juli   14 juli
Koninginnenpage       10 mei    

Vogels

Trekvogels laten niet allemaal evenveel variatie zien in aankomsttijden. Een lange-afstandstrekker als de Gierzwaluw komt elk jaar met een minimaal verschil in ons land aan. Ook de Tjiftjaf is van jaar tot jaar stipt op tijd. Er wordt wel vermoed dat op de lange termijn wel degelijk verschillen zijn opgetreden of zullen optreden. Binnenkort zal De Natuurkalender ook oude waarnemingen van vogels gaan bewerken. De resultaten zullen op deze website te vinden zijn.
De Fitis (Phylloscopus trochilus) is familie van de Tjiftjaf (Phylloscopus collybita). Fitissen overwinteren echter zuidelijker dat Tjiftjaffen, in Tropisch Afrika. De Tjiftjaf overwintert rond de Middelandse Zee. Veel lange afstandtrekkers (die vaak in Afrika overwinteren) komen in het voorjaar later terug dan vogels die minder ver weg trekken. De Tjiftjaf is dan ook vaak zo'n 2 weken eerder dan de Fitis. Het lijkt er op dat tegenwoordig steeds meer Tjiftjaffen in de winter in ons land overwinteren. Zie figuur 3 en 4 voor de eerste waarnemingen van Tjiftjaf en Fitis in 2004.

Figuur 3: eerste waarnemingen van de Fitis in 2004. De gemiddelde eerste waarneming is op 2 april, de mediaan is 4 april. De gemiddelde eerste waarnemingsdatum over de jaren 2001-2004 is 2 april (N=513). De Fitis overwintert in Tropisch Afrika.
Figuur 4: eerste waarnemingen van de Tjiftjaf in 2004. De gemiddelde eerste waarneming is op 19 maart, de mediaan is 18 maart. De gemiddelde eerste waarnemingsdatum over de jaren 2001-2004 is 17 maart (N=806). De waarnemingen in februari hebben betrekking op in ons land overwinterende exemplaren die met mooi weer plotseling opvallen doordat ze beginnen te zingen. De meeste Tjiftjaffen overwinteren in rond de Middellanse Zee.

Een van de vroegste trekvogels die in het voorjaar terugkeert naar Nederland om te broeden is de Grutto (Limosa limosa). Dit is een lange afstandtrekker, die overwintert in Afrika. Volwassen Grutto's worden gemiddeld in de eerste week van maart weer gezien in Nederland. Vaak worden er ook al vroeg in februari gezien. Dit zijn allemaal volwassen vogels, jonge Grutto's overzomeren eerst nog een jaar in Afrika. De Grutto begint gemiddeld op 12 april met het leggen van de eieren, begin juni vliegen de jongen uit.

De Gierzwaluw
De Gierzwaluw (Apus apus) is een van de beste vliegers onder de vogels. Ze kunnen tijdens de trek honderden kilometers omvliegen om slechte weersomstandigheden te ontwijken. Gemiddeld op 27 april worden ze weer massaal gezien in ons land. De meeste eerste waarnemingen worden in de korte periode tussen 24 en 29 april gedaan (zie Figuur 5).
De gemiddelde eerste waarnemingsdatum in de periode 2001-2004 is 28 april (N=668). Het grootste gedeelte van de waarnemingen wordt gedaan in de periode van 24 tot 29 april. De zeer vroege waarnemingen (de eerste 5% van de waarnemingen) zijn er slechts enkele uit de eerste helft van april. De gemiddeld vroege waarnemingen (tussen 5 en 25% van de eerste waarnemingen zijn gespreidt over een periode van een week., van 19 tot 25 april. De periode van de 'normale' eerste waarnemingen (25-75%) loopt van 25-30 april. Vóór 8 mei is 95% van alle eerste waarnemingen gedaan.

Figuur 5: aantal eerste waarnemingen van de Gierzwaluw in de periode 2001-2004.

Vogels

Soort 2001 2002 2003 2004 2005
Blauwborst       -   -   9 april   31 maart
Boerenzwaluw   6 april   12 april   14 april   9 april   5 april
Bonte vliegenvanger   27 april   26 april   21 april   22 april   24 april
Boompieper   -   -   -   11 april   3 april
Boomvalk   -   -   -   24 april   24 april
Braamsluiper   -   -   -   22 april   22 april
Fitis   2 april   3 april   31 maart   4 april   30 maart
Fluiter   -   -   -   30 april   30 april
Fuut, 1e jong   -   -   -   30 april   3 mei
Gierzwaluw   28 april   29 april   26 april   26 april   26 april
Goudplevier, najaar   -   -   -   -    
Goudplevier, voorjaar   -   -   2 maart   28 febr   28 febr
Grasmus   -   -   -   25 april   29 april
Graspieper   -   -   -   13 april   25 maart
Grauwe vliegenvanger   10 mei   11 mei   30 april   5 mei   14 mei
Grote bonte specht   16 febr   17 febr   9 febr   15 febr   1 febr
Grutto   9 maart   9 maart   6 maart   9 maart   15 maart
Huiszwaluw   -   -   21 april   23 april   23 april
Kleine karekiet   -   -   -   2 mei   2 mei
Knobbelzwaan, 1e jong   17 mei   11 mei   20 mei   14 mei   21 mei
Koekoek   30 april   29 april   27 april   25 april   26 apr
Kolgans   -   12 okt   -   9 okt    
Koolmees, 1e jong   20 mei   23 mei   25 mei   21 mei   18 mei
Koperwiek   -   9 okt   13 okt   9 okt   -
Kraanvogel   -   -   -   -   -
Kramsvogel   -   -   -   -   -
Nachtegaal   -   -   -   23 april   24 april
Regenwulp   -   -   -   -   -
Rietzanger   -   -   -   19 april   17 april
Roodborsttapuit   19 maart   20 maart   11 maart   30 maart   24 maart
Smient   16 sept   17 sep   26 sept   14 sept   -
Snor   -   -   -   24 april   12 april
Spotvogel   -   -   -   17 mei   13 mei
Sprinkhaanzanger   -   -   -   22 april   18 april
Tjiftjaf   17 maart   16 maart   15 maart   18 maart   22 maart
Tuinfluiter   -   -   -   24 april   26 april
Veldleeuwerik   -   -   15 maart   11 maart   21 maart
Vink   -   24 febr   23 febr   23 febr   22 febr
Visdief   -   -   -   19 april   21 april
Wielewaal   5 mei   6 mei   7 mei   5 mei   6 mei
Wilde eend, 1e jong   12 april   6 april   20 april   17 april   25 april
Zanglijster, 1e zang   -   -   -   12 febr   7 febr
Zomertaling   -   -   -   4 april   25 maart
Zwarte roodstaart   -   -   -   11 april   26 maart
Zwartkop   -   -   -   15 april   4 april

Libellen

Soortwetenschappelijke naam20042005
Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea 18 juni -
Bruine glazenmaker Aeshna grandis 20 juni -
Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum 31 mei -
Glassnijder Brachytron pratense 12 mei 12 mei
Grote keizerlibel Anax imperator 27 mei -
Houtpantserjuffer Lestes viridis 20 juni -
Lantaarntje Ischnura elegans 16 mei 15 mei
Noordse witsnuitlibel Leucorrhinia rubicunda 1 mei 1 mei
Paardenbijter Aeshna mixta - -
Platbuik Libellula depressa 20 mei 22 mei
Viervlek Libellula quadrimaculat 14 mei 14 mei
Vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula 29 april 23 april
Weidebeekjuffer Calopteryx splendens 26 mei 27 mei
Zwarte heidelibel Sympetrum danae - -