Jaaroverzicht 2007

Planten

Uit analyse van de waarnemingen van De Natuurkalender in de jaren 2006 en 2007 blijkt dat de bloei en bladontplooiing van planten dit jaar gemiddeld 25 dagen eerder plaatsvonden dan 50 jaar geleden, met uitschieters naar 50 dagen voor de sleedoorn (zie tabel 1 en 2) en 38 dagen voor de hazelaar. Hiermee is het voorjaar in 2007 ook gemiddeld elf dagen eerder begonnen dan de warme jaren 2001 tot en met 2005. De afwijking ten opzichte van 2006 is vergelijkbaar met die van vijftig jaar geleden aangezien 2006 koud begonnen was. In de eerste week van januari begonnen op een groot aantal plaatsen al de hazelaars te bloeien. In februari vond de piek van de eerste bloeimeldingen van onder andere zwarte els, klein hoefblad en speenkruid plaats. Allemaal drie tot vier weken vroeger dan normaal.

Tabel 1: Vergelijking van gebeurtenissen in de natuur tussen 2007 en vroeger op basis van waarnemingen van De Natuurkalender en historische waarnemingen. Bijvoorbeeld: in 2007 waren de voorjaarsplanten 23 dagen vroeger dan in 2006. Dat is gebaseerd op waarnemingen bij 55 plantensoorten.

 2007 - 20062007 2001/20052007 1940/1968
Planten, voorjaar -23 (55 soorten) -11 (48 soorten) -25 (48 soorten)
Vlinders -25 (11 soorten) -10 (11 soorten) Niet beschikbaar
Vogels, korte afstandtrekkers / overwinteraars -11 (9 soorten) -7 (3 soorten) Niet beschikbaar
Vogels, lange afstandtrekkers -3 (17 soorten) -1 (7 soorten) Niet beschikbaar
Amfibieën -20 (4 soorten 13 fenofasen) Niet beschikbaar Niet beschikbaar

Tabel 2: Overzicht van de bloei(B), bladontplooiing(BO) en vruchtenrijping(V) van planten in 2007 in vergelijking met vroeger

Soort Gem 1940-1968Gem 2001-2005Mediaan 2006Mediaan 20072007 minus 2001-20052007 - vroeger2007 - 2006

Hazelaar

B

15-feb

28-jan

15-feb

8-jan

-20

-38

-38

Sneeuwklokje

B

22-feb

31-jan

8-feb

26-jan

-5

-27

-13

Zwarte els

B

4-mrt

19-feb

1-mrt

8-feb

-11

-24

-21

Gele kornoelje

B

13-mrt

15-feb

25-mrt

12-feb

-3

-29

-41

Klein hoefblad

B

18-mrt

6-mrt

23-mrt

22-feb

-12

-24

-29

Speenkruid

B

30-mrt

10-mrt

29-mrt

24-feb

-14

-34

-33

Sleedoorn

B

19-apr

19-mrt

15-apr

28-feb

-19

-50

-46

Maarts viooltje

B

4-apr

22-mrt

1-apr

4-mrt

-18

-31

-28

Bosanemoon

B

6-apr

23-mrt

4-apr

15-mrt

-8

-22

-20

Dotterbloem

B

12-apr

30-mrt

13-apr

23-mrt

-7

-20

-21

Hondsdraf

B

16-apr

2-apr

15-apr

23-mrt

-10

-24

-23

Paardekastanje

BO

14-apr

4-apr

18-apr

29-mrt

-6

-16

-20

Witte dovenetel

B

25-apr

12-apr

24-apr

30-mrt

-13

-26

-25

Europese larix

B

 

 

18-apr

1-apr

 

 

-17

Brem

B

11-mei

18-apr

5-mei

2-apr

-16

-39

-33

Berk

B

20-apr

12-apr

24-apr

4-apr

-8

-16

-20

Pinksterbloem

B

18-apr

4-apr

19-apr

4-apr

0

-14

-15

Kropaar

B

 

 

13-mei

5-apr

 

 

-38

Fluitenkruid

B

1-mei

15-apr

28-apr

6-apr

-9

-25

-22

Berk

BO

20-apr

10-apr

23-apr

7-apr

-3

-13

-16

Scherpe boterbloem

B

3-mei

22-apr

3-mei

7-apr

-15

-26

-26

Akkerhoornbloem

B

29-apr

19-apr

30-apr

8-apr

-11

-21

-22

Zomereik

BO

3-mei

24-apr

3-mei

11-apr

-13

-22

-22

Beuk

BO

29-apr

20-apr

25-apr

14-apr

-6

-15

-11

Vogelkers

B

30-apr

18-apr

2-mei

14-apr

-4

-16

-18

Amerikaanse eik

BO

 

 

26-apr

14-apr

 

 

-12

Meidoorn, 2-stijlig

B

15-mei

1-mei

8-mei

15-apr

-16

-30

-23

Paardekastanje

B

8-mei

27-apr

4-mei

15-apr

-12

-23

-19

Sering (paarse)

B

9-mei

26-apr

4-mei

15-apr

-11

-24

-19

Look-zonder-look

B

30-apr

20-apr

29-apr

16-apr

-4

-14

-13

Meidoorn, 1-stijlig

B

16-mei

30-apr

9-mei

17-apr

-13

-29

-22

Wintereik

BO

 

 

5-mei

17-apr

 

 

-18

Sering (witte)

B

9-mei

28-apr

6-mei

18-apr

-10

-21

-18

Gouden regen

B

15-mei

2-mei

8-mei

19-apr

-13

-26

-19

Kruipende boterbloem

B

5-mei

28-apr

7-mei

17-apr

-11

-18

-20

Echte koekoeksbloem

B

14-mei

5-mei

13-mei

26-apr

-9

-18

-17

Vlier (gewone)

B

2-jun

19-mei

23-mei

21-apr

-28

-42

-32

Wilde lijsterbes

B

14-mei

1-mei

8-mei

23-apr

-8

-21

-15

Margriet

B

22-mei

12-mei

14-mei

29-apr

-13

-23

-15

Gele lis

B

25-mei

17-mei

16-mei

4-mei

-13

-21

-12

Gele plomp

B

29-mei

23-mei

20-mei

9-mei

-14

-20

-11

Witte waterlelie

B

30-mei

28-mei

28-mei

14-mei

-14

-16

-14

Bosandoorn

B

20-jun

8-jun

31-mei

28-mei

-11

-23

-3

Groot kaasjeskruid

B

21-jun

18-jun

16-jun

31-mei

-18

-21

-16

Moerasspirea

B

1-jul

25-jun

26-jun

10-jun

-15

-21

-16

Sint-janskruid

B

29-jun

20-jun

20-jun

11-jun

-9

-18

-9

Grote kattenstaart

B

3-jul

24-jun

25-jun

14-jun

-10

-19

-11

Wilde peen

B

28-jun

1-jul

3-jul

14-jun

-17

-14

-19

Boerenwormkruid

B

19-jul

5-jul

13-jul

15-jun

-20

-34

-28

Moerasandoorn

B

 

 

21-jun

15-jun

 

 

-6

Grote wederik

B

3-jul

17-jun

24-jun

17-jun

0

-16

-7

Struikheide

B

1-aug

17-jul

31-jul

21-jun

-26

-41

-40

Wilde lijsterbes

V

7-aug

15-jul

2-aug

7-jul

-8

-31

-26

Door de aanhoudende warmte in de eerste maanden bleef de natuur voor op schema liggen. De gemiddelde temperatuur in april was bijvoorbeeld bijna 5C warmer dan normaal. De maand was daarmee warmer dan een normale meimaand. Eind april werd er al op grote schaal gras gemaaid door de boeren. Ook dit was zeer vroeg. Het gras kon tenslotte vrijwel de hele winter doorgroeien. Aangezien ook mei en juni veel warmer waren dan normaal bloeiden de planten, die normaal gesproken in de maanden mei, juni en juli bloeien, dit jaar gemiddeld 24 dagen eerder dan normaal. Er zijn een aantal planten bij die nog niet eerder zo vroeg in bloei hebben gestaan. Struikhei kwam dit jaar 41 dagen eerder in bloei dan normaal, boerenwormkruid 34 dagen, moerasspirea 21 dagen. Sint Janskruid en grote kattenstaart bloeiden alleen in de zeer warme zomer van 2003 rond dezelfde tijd. Wilde peen heeft ook in de jaren 50 van de vorige eeuw wel eens zo vroeg gebloeid.

De zeer vroege bloei in combinatie met de hoge temperaturen resulteerde in een zeer vroege rijping van de vruchten. De wilde lijsterbes bloeide op 23 april, 21 dagen vroeger dan normaal. De vruchtenrijping van de wilde lijsterbes viel dit jaar al op 7 juli. Dit is 31 dagen eerder dan gemiddeld in de periode 1940-1968. Uit historische waarnemingen blijkt dat dit nog niet is voorgekomen sinds het eind van de negentiende eeuw. De gewone vlier bloeide 42 dagen eerder en meidoorn 30 dagen met zeer vroege rijping van de vruchten als gevolg. Op diverse plaatsen waren deze vruchten begin augustus al rijp. De piek van eerste vruchtenrijping van vlier en meidoorn vond vroeger pas in de eerste twee weken van september plaats. Door de goede bloeiomstandigheden zaten er ook redelijk veel vruchten aan de planten.

De snelle en vroege ontwikkeling van de vruchten was ook zichtbaar in de fruitteelt. Normaal gesproken zitten er tussen het tijdstip waarop de pruimenbomen in volle bloei staan en het moment van pluk ongeveer honderd dagen. Bij appels zijn dit 120 dagen. Dit jaar was deze periode door de hoge tot zeer hoge temperaturen in de maanden april, mei en juni zon acht tot negen dagen korter. Doordat de bomen ook al vroeg in bloei kwamen, schoof de plukdatum ongeveer twee weken naar voren. Normaal zijn de vroege pruimensoorten rijp tijdens de Nijmeegse Vierdaagse (vanaf de derde dinsdag van juli) maar dit jaar was dat al ruim daarvoor.
Door de vroege bloei hadden zowel de bloemen- als de fruitcorsos problemen met de planning.
Aan het eind van de zomer lieten de zomereiken, net als de fruitbomen, hun vruchten dit jaar zeer vroeg vallen.

Het tijdstip waarop de herfst dit jaar in de natuur begon was ruim twee weken eerder dan in de voorgaande twee jaren. De gemiddelde herfsttemperatuur was dit jaar met 10,3C dan ook maar 0,1 graad warmer dan normaal. De herfsttemperatuur in 2005 was wel 12,0C terwijl 2006 zelfs 13,6 was. Dit jaar hadden we in de eerste week van september al minimumtemperaturen van rond de 5C. Waarschijnlijk heeft dit de bladverkleuring op gang gebracht. Op 26 oktober waren in een groot deel van het land de zomereiken voor de helft verkleurd. In het recordjaar 2006 was dit pas 10 november. Ook de beuken en berken waren dit jaar veel eerder verkleurd en hun bladeren vielen eerder van de bomen. Het tijdstip van bladverkleuring kwam aardig overeen met de situatie vijftig tot honderd jaar geleden.

Vlinders

Doordat de temperatuur in april bijna vijf graden Celsius hoger lag dan normaal, kwamen de overwinterende poppen van koolwitjes en het boomblauwtje gemiddeld ruim drie weken eerder dan normaal tevoorschijn. Het oranjetipje wordt normaal gesproken door de meeste mensen rond Koninginnedag voor het eerst gezien. Dit jaar was op die dag de vliegtijd al zo goed als voorbij. Door het extreem vroege voorjaar van 2007 startte de bladontplooiing vroeg, waardoor de aanwezige rupsen al vroeg veel te eten hadden. Door de warmte was de piek van rupsen in het voorjaar waarschijnlijk ook vroeger en die rupsenpiek is belangrijk als voedselbron voor jonge vogels. Vogels die er met hun legsel niet vroeg bij waren, zullen het dit jaar waarschijnlijk moeilijk hebben gehad om voldoende voer voor hun jongen te verzamelen.

Normaal gesproken is er in juni sprake van een zomerdip in de vlinderstand. De eerste generatie van vlinders als het klein koolwitje en boomblauwtje is dan voorbij en de vlinders van de tweede generatie moeten nog komen. Deze zomerdip, die normaal in juni plaatsvindt, begon dit jaar echter al in mei.

Het was te verwachten dat we een extreem goede vlinderzomer zouden krijgen na de warme en dus goede vliegomstandigheden in de maand april waarin veel eitjes afgezet konden worden. De grote hoeveelheid vocht na de droge aprilmaand was goed voor de waardplanten die als voedsel dienen voor de rupsen. Een vlinderrijke juli leek een logisch gevolg. Door de vele regen en wind bleef in de vlindermaand juli het aantal vlinderwaarnemingen echter achter bij wat je normaal zou kunnen verwachten. Ook augustus en september waren niet optimaal voor de vlinders. De zomer bleef een beetje achter en daardoor ook de aantallen vlinders. Alleen de atalanta had een redelijk goed najaar en werd relatief veel gezien.

Begin oktober werden daarentegen nog opvallend veel vlinders en libellen gemeld bij de Vlinderstichting. De eerste dagen van oktober werden dank zij het goede weer nog steeds 19 soorten dagvlinders gemeld. Bij de dagvlinders vielen de flinke derde generaties van bruin blauwtje, icarusblauwtje, argusvlinder, landkaartje en kleine vuurvlinder op. Het zijn van al deze soorten in getelde aantallen echt forse derde generaties, waarbij die van het landkaartje echt in het oog sprong.

Tabel 3: Overzicht van de verschillen in de datum waarop de middelste eerste waarneming is binnengekomen van de verschillende vlindersoorten in 2006 en 2007.

VlinderGem mediaan 2001-2005Mediaan 2006Mediaan 2007Mediaan 2007-20062007-gem 01/05

bont zandoogje

19-apr

1-mei

8-apr

-23

-12

boomblauwtje

17-apr

24-apr

5-apr

-19

-13

citroenvlinder

20-mrt

9-apr

11-mrt

-29

-9

dagpauwoog

29-mrt

19-apr

13-mrt

-37

-17

gehakkelde aurelia

26-mrt

16-apr

14-mrt

-33

-13

groot koolwitje

18-apr

1-mei

7-apr

-25

-11

klein geaderd witje

16-apr

26-apr

10-apr

-16

-6

klein koolwitje

9-apr

7-mei

17-apr

-20

8

kleine vos

20-mrt

8-apr

11-mrt

-28

-9

landkaartje

26-apr

5-mei

14-apr

-21

-13

oranjetipje

22-apr

2-mei

11-apr

-21

-11

Gemiddelde

 

 

 

-25

-10

Libellen

Het voorjaar was ook voor libellen erg vroeg, veel soorten vlogen eind april al volop en in hoge aantallen. Er werden hoge aantallen van de glassnijder en de vroege glazenmaker gezien. Ook de koraaljuffer die later in het jaar vliegt, had in 2007 een goed jaar. De eerste dagen van oktober werden nog liefst 14 soorten libellen gemeld. Opvallend waren de hoge aantallen zwervende heidelibellen die werden gemeld. De soort kan tot laat doorvliegen, dat was bekend, maar het aantal exemplaren en de continuteit waarmee deze soort werd gemeld was wel erg opvallend en kan eigenlijk alleen maar worden verklaard uit de toename die de soort in Nederland meemaakt door vestiging van populaties op vele plekken.

Vogels

Opvallend resultaat van de analyses is dat de terugkomstdatum van de langeafstandstrekkers als gierzwaluw, boerenzwaluw, tapuit en koekoek dit jaar maar gemiddeld drie dagen eerder was dan 2006 (zie tabel 4). We maken hierbij de vergelijking met 2006 omdat dit jaar door de relatief koude start vergelijkbaar is met een voorjaar van 50 jaar geleden. Dit wordt ook bevestigd door de waarnemingen van bloei en bladontplooiing. Voor vogels (en vlinders) hebben we echter niet de beschikking over de historische waarnemingen. Doordat de lange afstandtrekkers nauwelijks vroeger terug kwamen was er vergeleken met vorig jaar drie weken verschil in timing tussen planten en vlinders aan de ene kant en langeafstandstrekkers aan de andere kant. Eerder onderzoek aan de bonte vliegenvanger toonde aan dat deze een deel van de rupsenpiek mist als hij in warme lentes niet eerder terug komt. De resultaten van De Natuurkalender suggereren dat dit fenomeen zich dit jaar op grote schaal voordeed. De korte afstandtrekkers en de in ons land overwinterende vogels waren wel duidelijk vroeger dan in 2006. Gemiddeld bedroeg de vervroeging echter maar twaalf dagen waardoor ook zij de vervroeging van de planten en vlinders niet bij konden houden.

Tabel 4: Overzicht van de verschillen in de datum waarop de middelste eerste waarneming is binnengekomen van de verschillende vogelsoorten in 2006 en 2007

VogelFenofase200620072007-2006. Lange afstand2007-2006 Korte afstandTrekt naar

Blauwborst

Eerste individu

8/apr

6/apr

-2

 

Afrika

Boerenzwaluw

Eerste individu

3/apr

9/apr

6

 

Midden zuidelijk Afrika

Bonte vliegenvanger

Eerste individu

21/apr

14/apr

-7

 

Tropisch Afrika

Boompieper

Eerste individu

14/apr

12/apr

-2

 

 

Braamsluiper

Eerste individu

23/apr

14/apr

-9

 

Afrika

Fitis

Voor het eerst gehoord

6/apr

7/apr

1

 

Tropisch Afrika

Geelgors

Eerste individu

23/mrt

3/mrt

 

-20

Standvogel

Gierzwaluw

Eerste individu

28/apr

21/apr

-7

 

Tropisch Afrika

Grasmus

Eerste individu

25/apr

24/apr

-1

 

Afrika

Grote bonte specht

Eerste roffel

2/feb

4/feb

 

2

Standvogel

Grutto

Eerste individu

18/mrt

9/mrt

-9

 

Afrika

Huiszwaluw

Eerste individu

17/apr

22/apr

5

 

Afrika

Kleine karekiet

Eerste individu

28/apr

27/apr

-2

 

Tropisch Afrika

Koekoek

Voor het eerst gehoord

24/apr

25/apr

1

 

Afrika

Rietzanger

Eerste individu

20/apr

12/apr

-8

 

Afrika

Roodborsttapuit

Eerste individu

30/mrt

10/mrt

 

-21

Zuidwest Europa

Tapuit

Eerste individuen op trek

19/apr

14/apr

-5

 

Afrika

Tjiftjaf

Voor het eerst gehoord

27/mrt

10/mrt

 

-17

Middelandse Zee

Tuinfluiter

Eerste individu

24/apr

20/apr

-5

 

Afrika

Veldleeuwerik

Eerste individu

21/mrt

1/mrt

 

-20

Zuid Europa

Vink

Voor het eerst gehoord

27/feb

18/feb

 

-9

Nederland

Visdief

Eerste individu

19/apr

17/apr

-2

 

Westafrikaanse kust

Wilde eend

Eerste jong gezien

23/apr

8/apr

 

-15

Standvogel

Zanglijster

Voor het eerst gehoord

18/feb

2/feb

 

-16

Standvogel / Zuid Europa

Zomertaling

Eerste individu

8/apr

29/mrt

-10

 

Zuid Afrika

Zwarte roodstaart

Eerste individu

4/apr

29/mrt

 

-6

Zuid Europa

Zwartkop

Eerste individu

8/apr

7/apr

 

-1

Middellandse Zee

Gemiddelde

 

 

 

-3

-12

 

Wespen

Vanwege de grote wisselingen in het aantal wespen in de afgelopen jaren hebben we dit jaar voor het eerst opgeroepen om waarnemingen van de eerste wesp door te geven. Uit de waarnemingen bleek dat de wespen dit jaar vroeg wakker werden. Vanaf begin maart werden de eerste koninginnen al aangetroffen met een enkele uitschieter in februari. Normaal gesproken komen ze halverwege april tevoorschijn. Wespen worden pas voor ons vervelend als ze op zoek gaan naar zoetigheid. Die zoektocht begint zodra het aantal larven in het nest afneemt, omdat de koningin gestopt is met het leggen van eieren. De werksters die normaal gesproken van de larven een zoetstof krijgen als beloning voor het brengen van voedsel gaan op zoek naar andere zoetstoffen als ze niet meer voldoende van de larven krijgen. Om dit moment vast te leggen vroegen we door te geven wanneer wespen voor het eerst op zoetigheid gezien werden. Dit jaar werden de eerste wespen op zoetige drankjes al vanaf de tweede helft van juni gezien. De warme start van het jaar in combinatie met de gunstige vestigingsomstandigheden voor de koninginnen leken op de situatie in 2004 toen er vroeg in de zomer al zeer veel wespen waren in ons land die voor veel overlast zorgden. Dit jaar leek het een tijd lang dezelfde kant op te gaan maar er is nauwelijks overlast van wespen geweest. Het zou kunnen dat de zeer droge april in combinatie met een afname in het aantal prooidieren voor sterfte onder de koninginnen heeft gezorgd waardoor minder wespennesten tot ontwikkeling zijn gekomen. Een andere verklaring is dat mensen minder in contact zijn geweest met wespen op het moment dat ze op zoek waren naar zoetigheid. Door de zeer natte juni- en julimaanden zaten mensen veel minder vaak in de tuin of op de terrassen. Het is onduidelijk hoeveel last de wespen hebben gehad van de grote hoeveelheid regen die er gevallen is. De vroege start van het jaar zorgde er dit jaar voor dat er een tweede generatie wespen ontstaan is. De mate waarin is moeilijk vast te stellen.

Hooikoorts - Ambrosia

In 2006 werden veel ambrosiaplanten in Nederland aangetroffen. Door de extreem warme herfst lijkt het er op dat deze warmteminnende plant zich op diverse plaatsen zaad heeft kunnen zetten. Doordat de eerste helft van 2007 flink warmer was dan normaal, kwamen de planten dit jaar al vroeg in bloei. Na een oproep van De Natuurkalender om ook dit jaar weer waarnemingen van de ambrosia te melden werden veel meer waarnemingen doorgegeven. Dit jaar werd ook gevraagd om door te geven hoeveel planten er bij elkaar stonden. Op diverse plaatsen werden meer dan honderd planten aangetroffen. Dit duidt op een lokale vestiging van de plant. Door de vroege start van het groeiseizoen is de kans is groot dat een deel van deze planten ook dit jaar tot zaadzetting is gekomen. Een enkele plant kan rond de 50.000 zaden produceren die tot veertig jaar kiemkrachtig blijven. Vestiging van de plant kan grote gevolgen hebben voor hooikoortspatinten, de landbouw en het natuurbeheer. Ondanks dat ambrosia vrijwel in het hele land wordt aangetroffen en soms in grote aantallen zijn er dit jaar maar weinig pollen geteld door het Leids Universitair Medisch Centrum en het Elkerliek Ziekenhuis te Helmond. Een verklaring hiervoor is er nog niet. We weten op dit moment nog niet hoeveel planten er nodig zijn om een bepaalde pollenconcentratie in de lucht te krijgen.

Figuur: Eerste bloei van alsemambrosia in 2007

Eikenprocessierups - Eerder last en verspreidingsgebied groter

Er werden dit jaar op www.natuurkalender.nl veel eikenprocessierupsen gemeld. Was 2006 mogelijk door zijn koude start niet een geweldig jaar voor de eikenprocessierups, in 2007 werd de rups duidelijk veel meer gemeld. De overlast was in Nederland, net als in Belgi, ook veel groter dan in 2006. Daarnaast is het verspreidingsgebied van de rups opnieuw groter geworden. De rups komt nu voor in Zeeland, Noord-Brabant, Limburg, Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, het zuiden van Flevoland en de zuidelijke helft van Overijssel.

Door de hoge temperaturen in de winter en de lente begon de overlast van de rups dit jaar vroeger dan normaal. De eiken stonden eerder in blad waardoor de groenbeheerders moeite hadden om op tijd de bestrijding te organiseren. De Expertgroep Eikenprocessierups heeft dit jaar een website opgezet om de informatie over de rups toegankelijker te maken.

Figuur: Waarnemingen van de eikenprocessierups in 2007

Loopkevers

In maart dit jaar presenteerden we in samenwerking met de Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station (WBBS) een onderzoek naar veranderingen in fenologie en populatieomvang bij loopkevers. In Drenthe worden sinds 1959 in het Dwingelderveld, en sinds 1963 ook in het Mantingerveld wekelijks loopkevers gevangen in bodemvallen. Deze data hebben we gedigitaliseerd en geanalyseerd. De eerste resultaten zijn in maart 2007 gepresenteerd.
Door de droogte in april van dit jaar hebben loopkevers die zich in het voorjaar voortplanten vermoedelijk een klap gekregen. De grond was te droog voor larven om te overleven, zodat we voor de meeste en dan wel met name de vochtminnende voorjaarvoortplanters, volgend jaar waarschijnlijk een achteruitgang zullen zien. In maart werden nog wel enkele vochtminnende soorten gevangen, maar sinds april was het alleen nog maar een verarmd soortenaanbod van meestal enkele algemene niet-kritische soorten en een paar heidesoorten die niet kritisch zijn ten aanzien van vocht. De turfloopkever, Agonum ericeti is zon soort die last heeft van droogte in het voorjaar. De laatste jaren gaat deze soort in Drenthe zeer sterk achteruit. Het is een soort van natte venige heiden en hoogvenen. De soort staat bekend als een noordelijke soort. Hij plant zich voort in de maanden april en mei. Andere vochtminnende loopkevers die zich in het voorjaar voortplanten zijn Pterostichus diligens en Pterostichus rheaticus (nigrita). Van beide loopkeversoorten zijn er in maart enkele individuen gevangen, maar gedurende april zijn er geen individuen meer gevangen.
De vochtminnende soorten hadden het dit voorjaar dus moeilijk, maar aan de andere kant kunnen we volgend jaar een fikse toename gaan verwachten van de droogteminnende voorjaarssoorten. Ook verwachten we dat goed verbreidende zuidelijke soorten weer een forse stap noordwaarts gaan maken.

Teken en de ziekte van Lyme

In het kader van het Ruimte voor Geo-Informatie programma en de HIER klimaatcampagne (gefinancierd door de Nationale Postcode Loterij) is De Natuurkalender in samenwerking met onderzoekers van Wageningen Universiteit en vrijwilligers van het IVN in 2006 begonnen met de monitoring van teken en tekenbeten in Nederland. In april 2007 hebben we de eerste voorlopige resultaten naar buiten gebracht. Uit onze resultaten bleek dat het aantal teken dat besmet is met de Borrelia-bacterie in 2006 in Nederland duidelijk hoger lag dan we tot nu toe dachten. Beten van besmette teken kunnen bij mensen de ziekte van Lyme veroorzaken. Het percentage teken dat drager is van de bacterie varieert sterk van plaats tot plaats en bedraagt gemiddeld 23,6%, met een uitschieter naar 50%. Op 25 locaties worden elke maand teken gevangen. Uit de vangsten bleek dat de hoge herfst- en wintertemperaturen ervoor zorgden dat het hele jaar door teken werden aangetroffen. Uit de tekenbeten registratie bleek dat teken vooral in bossen worden opgelopen. Opvallend resultaat was echter dat een derde van de tekenbeten wordt opgelopen in de tuin.
In het voorjaar van 2008 worden de uiteindelijke resultaten van het onderzoek bekend gemaakt.

Overige ontwikkelingen bij De Natuurkalender

De Natuurkalender is sinds de start in 2001 continu aan het uitbreiden. De aandacht voor de resultaten uit De Natuurkalender is dit jaar weer verder toegenomen. Dit komt voor een deel door de vele weersextremen waardoor mensen zich gaan afvragen wat de gevolgen voor de natuur zijn. Een andere reden voor de toename van de vraag naar informatie is de uitbreiding van de waarnemingen en de kennis. Dit jaar is het geregistreerde aantal waarnemers met ruim 1200 gestegen. In totaal zijn nu meer dan 7000 waarnemers geregistreerd. Ook het aantal deelnemende scholen is dit jaar toegenomen. Met De Natuurkalender richten we ons ook steeds meer op de sociaal-economische gevolgen van klimaatverandering. We proberen in kaart te brengen wat de gevolgen van een verlenging van het groeiseizoen betekent voor diverse sectoren. Tot nu toe richten we ons op de themas gezondheid, landbouw, groenbeheer en tuinieren. In samenwerking met vertegenwoordigers uit deze sectoren proberen we vervolgens ervoor te zorgen dat de samenleving zich beter aan kan passen aan de veranderingen.

Google Maps

De technologische ontwikkeling gaat snel. Dit biedt nieuwe mogelijkheden voor het verzamelen en communiceren van waarnemingen. Sinds eind januari kunnen waarnemers van de Natuurkalender hun waarnemingen doorgeven met behulp van Google Maps. Via deze kaarten is het mogelijk om in te zoomen tot op boomniveau en met een klik op de kaart de precieze cordinaten toe te voegen aan de waarneming. Het bepalen van de exacte locatie van een waarneming is belangrijk voor een goede analyse.

Nieuwe handleiding

In april verscheen de nieuwe waarnemerhandleiding van De Natuurkalender. Veranderingen ten opzichte van de oude versie:

  • Nieuw, volledig overzicht van alle soorten planten en dieren die nu in het Natuurkalenderprogramma zijn opgenomen. Het aantal soorten ten opzichte van de vorige handleiding is behoorlijk uitgebreid en bevat nu ook activiteiten in de landbouw en de moestuin.
  • Bij de soorten staat nu ook waarop u moet letten voor de Natuurkalender (de fenofase) en wanneer u dat ongeveer kunt verwachten. U kunt bijvoorbeeld zien dat de eerste roffel van de grote bonte specht vanaf december te verwachten is.
  • Bovendien staat achter in de handleiding een duidelijk overzicht van in welke periode u op fenofasen van soorten kunt letten (zoals eerste bloei en eerste vlinder).

Nationale Vlindertelling en nectarkroegen

In april werd de laatste van honderd Nectarkroegen geplaatst. De nectarkroeg bestaat uit een vlindertuin met nectarrijke planten zoals lavendel en vlinderstruik, een vlinderkast waar vlinders beschutting kunnen zoeken bij slecht en koud weer, een bijenhotel voor solitaire bijen, een vogelhuisje voor koolmezen en een weerstation dat informatie geeft over temperatuur, luchtdruk en luchtvochtigheid. De nectarkroegen zijn geplaatst bij kinderboerderijen en in IVN-heemtuinen in heel Nederland.

Om de plaatsing van de honderd nectarkroegen te vieren werd op 12 en 13 mei de eerste Nationale Vlindertelling georganiseerd. Bij alle nectarkroegen en vlindertuinen in Nederland konden mensen vlinders tellen en werden vlinderactiviteiten georganiseerd, zoals speurtochten en spellen voor kinderen. Het weer bleek helaas dat weekend voor vlinders niet heel gunstig uit te pakken. Daarbij viel het weekend door de zeer vroege start van het vlinderseizoen precies in de vlinderdip. Desondanks werden toch nog behoorlijk wat vlinders gemeld. Vooral het koolwitje werd veel gemeld, gevolgd door bont zandoogje en atalanta.

Landbouw en fruitteelt toegevoegd

Begin maart verzocht de Natuurkalender boeren het tijdstip van activiteiten en ontwikkelingen in hun landerijen door te geven. De Natuurkalender is hiervoor een samenwerking aangegaan met het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving van Wageningen UR en met LTO Noord. De waarnemingen bieden de landbouwsector de mogelijkheid de effecten van klimaatverandering in beeld te krijgen en zich beter aan te passen. De extreem hoge temperaturen in de eerste maanden van 2007 hadden een duidelijk effect op de landbouw. De groei van veel voorjaarsgewassen zoals wintertarwe lag een maand voor op schema. Afgelopen zomer werd het fruit twee weken vroeger dan normaal geoogst. De verschuivingen in de landbouwkalender benvloeden een groot aantal processen waaronder de bemesting, ziekten- en plaagbestrijding en risico op vorstschade.
De agrarische sector werd in 2007 op diverse manieren geconfronteerd met de hogere temperaturen. Op veel plaatsen in Noord-Limburg, het zuidoosten van Brabant en Drenthe werden maspercelen aangetast door de bladvlekkenziekte. Het was de eerste keer dat de ziekte op een dergelijke schaal in Nederland voorkwam. De bladvlekkenziekte wordt veroorzaakt door de schimmelsoort Helminthosporium. De besmetting ontwikkelt zich vooral bij vochtig weer en temperaturen tussen de twintig en vijfentwintig graden Celsius. De afgelopen zomer was dus voor deze schimmel ideaal. Zuid-Europa, maar ook Duitsland heeft al jaren last van de schimmel. De schimmelziekte zorgt voor een lagere masopbrengst en een product met lagere voederwaarde.
Ook blauwtong heeft dit jaar voor veel problemen gezorgd. Waarschijnlijk hebben de warmste herfst, warmste winter en warmste lente ooit ervoor gezorgd dat de ziekte zich in ons land kon handhaven na de vestiging in 2006.