Natuurlijke omgeving stimuleert creatief spelen
Wageningen UniversityBericht uitgegeven door Alterra, Wageningen UR op zondag 27 juli
Uit onderzoek van Alterra blijkt dat kinderen een gevarieerder speelgedrag vertonen in natuurlijke en avontuurlijke speelterreinen dan in de sporthal. In een natuurspeeltuin worden kinderen meer uitgedaagd tot creatief en onderzoekend speelgedrag. Spelen in het groen leid tot een grotere verbetering van de concentratie en bij meisjes heeft spelen in het groen ook een positief effect op de lichamelijke activiteit.
Het is volop zomer. Zullen we gaan buiten spelen? Nederlandse kinderen groeien in toenemende mate op in een verstedelijkte omgeving, tussen asfalt en beton. Sommige kinderen zijn zelfs nog nooit in een bos geweest, en weten niet waar hun eigen voedsel vandaan komt. Zij kunnen zich niet uitleven in een natuurlijke speelomgeving en weten niet hoe het is om hutten te bouwen in het bos en kikkervisjes te vangen in de sloot.
Om kinderen weer in contact te brengen met de natuur worden de laatste jaren overal in Nederland natuurlijke en avontuurlijke speelterreinen ontwikkeld. De gedachte hierachter is dat spelen in het groen goed is voor kinderen. Verondersteld wordt dat het de fantasie prikkelt, sociale vaardigheden bevordert, de concentratie verbetert, en kinderen in beweging brengt. Maar klopt dit ook?
Om antwoord op deze vraag te vinden is het speelgedrag van kinderen in natuurlijke en niet-natuurlijke omgevingen onderzocht. Een schoolklas met kinderen in de leeftijd van 8 tot 9 jaar is op willekeurige wijze in twee groepen opgesplitst. Deze twee groepen speelden ieder in natuurspeeltuin De Woeste Weide in Sliedrecht en in een nabijgelegen sporthal. Tijdens het spelen is elk kind individueel geobserveerd om het speelgedrag in kaart te brengen. De lichamelijke activiteit werd gemeten met stappentellers. Voor en na het spelen werden de kinderen getest op hun concentratie en stemming.
Het speelgedrag in de natuurspeeltuin blijkt gevarieerder te zijn dan in de sporthal. Ondanks het feit dat de kinderen in de sporthal vrij mochten spelen, beperkte hun speelgedrag zich voornamelijk tot functioneel gedrag, zoals slingeren in de touwen, en het spelen van spelletjes zoals voetbal. In de natuurspeeltuin was het gedrag meer evenredig verdeeld over de verschillende spelcategorieën. De kinderen werden daar meer uitgedaagd tot creatief en onderzoekend speelgedrag dan in de sporthal. Deze resultaten ondersteunen de opvatting dat spelen in de natuur goed is voor een evenwichtige, gezonde ontwikkeling waarbij verschillende ontwikkelingsgebieden tegelijk aan bod komen.
Het spelen in het groen had ook een positief effect op de lichamelijke activiteit van meisjes. Zij zetten in de natuurspeeltuin meer stappen dan in de sporthal. De jongens zetten juist meer stappen in de sporthal dan in de natuurspeeltuin, waarschijnlijk omdat zij in de sporthal vooral aan het voetballen waren. Spelen in het groen leidde ook tot een grotere verbetering van de concentratie dan spelen in de sporthal. De veronderstelling dat spelen in het groen de stemming positief beïnvloedt kon niet worden bevestigd. Op beide locaties begonnen de kinderen goedgehumeurd aan het spelen en gelukkig eindigden ze ook zo.
Meer informatie over dit onderzoek is te vinden in Alterrarapport 1600 en in de flyer Spelen in het groen, beide beschikbaar op www.kennisonline.wur.nl.
Tekst: Agnes van den Berg, Alterra, Wageningen UR
Foto: Roderik Koenis, Gemeente Rotterdam