Vleesetende paddenstoelen, ze bestaan!
Bericht uitgegeven door Natuurbericht [land] op [publicatiedatum]
Zwammen geraken op verschillende manier aan hun noodzakelijke voedingsstoffen: door strooisel af te breken (saprofyten), door voedingsstoffen te onttrekken uit andere gastheren (parasieten) of door samen te leven met planten (symbionten). Recent onderzoek wijst uit dat de grenzen tussen deze drie ecologische groepen vaag zijn. Bovendien voorzien sommige paddenstoelen op een wel heel creatieve wijze in hun stikstofbehoefte: ze vangen nematoden (minuscule wormpjes, ook wel aaltjes genoemd).
Het mycelium of de zwamvlok van deze nematodenvangers zit vaak in dood hout dat vrij arm is aan stikstof. Om aan voldoende voedingsstoffen te geraken is het uitgerust met bijzondere toeters en bellen. Verschillende vangsttechnieken worden onderscheiden. Sommige zwammen produceren tussen hun zwamdraden kleverige netten, waarin nematoden verstrikt raken en sterven. Van andere zijn de myceliumdraden bezet met kleverige knobbels en nog andere soorten leggen stroppen: lussen waarin aaltjes vast komen te zitten. Zo kan de zwamvlok de nematoden lamleggen en daarna door uitscheiding van chemische stoffen vergiftigen. De dode aaltjes vormen daarna een bron van stikstof voor de zwam.
Nematodenvangende zwammen vinden we in erg uiteenlopende groepen terug. Heel wat soorten wasbekertjes (Orbilia sp.) komen op deze manier aan hun stikstof. Ook plaatjeszwammen zoals harpoenzwammen (Hohenbuehelia sp.) en oesterzwammen (Pleurotus sp.) zijn niet vies van aaltjes. De zwamdraden van oesterzwammen produceren giftige druppeltjes die nematoden verlammen. Korstzwammen, zoals het Kransbekerharskorstje (Hyphoderma praetermissum), zijn ook beruchte aaltjesjagers. Moleculair onderzoek heeft uitgewezen dat niet alle nematodenvangende zwammen nauw verwant zijn. In de loop van de evolutie hebben heel diverse soorten onafhankelijk van elkaar de kunst om aaltjes te vangen aangeleerd.
Door aaltjes te consumeren, vangen deze zwammen twee vliegen in één klap. Ze bekomen niet alleen extra stikstof, maar schakelen meteen lastige predatoren uit. Want aaltjes voeden zich omgekeerd ook met zwamdraden. Daarom gaan zoveel mogelijk zwammen zich tegen deze vraat verdedigen, ook paddenstoelen die geen aaltjes consumeren. De Kogelwerper (Sphaerobolus stellatus) bijvoorbeeld bezit steriele cellen met een olieachtige inhoud. Wanneer een aaltje zich daaraan te goed doet, komt de olieachtige inhoud vrij en kleeft het op de kop van het wormpje. Die is daardoor niet meer in staat zich verder te voeden, waarna het diertje de hongerdood sterft.
Een bijzondere plaats in de categorie ‘vleesetende paddenstoelen’ wordt ingenomen door de Tweekleurige fopzwam (Laccaria bicolor), één van de best onderzochte plaatjeszwammen. Ze leeft in symbiose met loof- en naaldbomen. Van deze paddenstoel werd vastgesteld dat de zwamvlok in staat is springstaartjes (Collembola) uit te schakelen. Een gifstof die wordt uitgescheiden door de zwamdraden immobiliseert de springstaartjes, waarna het mycelium stikstof opneemt uit de springstaartjes. Die stikstof heeft de zwam niet allemaal zelf nodig, maar geeft hij deels door aan de boom waarmee hij in symbiose leeft. Uit onderzoek bleek dat tot 25% van de hoeveelheid stikstof die bomen ‘opnamen’ afkomstig was uit springstaartjes!
Tekst: Roosmarijn Steeman & Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie